![Monacor 29.1700 Instruction Manual Download Page 21](http://html1.mh-extra.com/html/monacor/29-1700/29-1700_instruction-manual_1825101021.webp)
afhankelijk van de soort meting in een
van de drie andere jacks.
Selecteer steeds het kleinst mogelijke
meetbereik voor een hogere nauwkeurig-
heid (bv. meet 15 V in het 20 V-bereik en
niet in het 200 V-bereik). Bij overschrij-
ding van het meetbereik signaliseert de
multimeter “1” of “-1”. Selecteer in dit ge-
val het eerstvolgende grotere bereik.
5.1 Meting van de spanning
●
Ga bij metingen vanaf 42 V zeer zorg-
vuldig te werk. Raak het meetobject of
de meetpennen in geen geval aan.
●
De maximaal te meten spanning mag
de volgende waarden niet overschrij-
den. Anders dreigt er levensgevaar
voor de gebruiker!
DMT-2505: 1000 V
of 750 V~
DMT-2560: 1000 V
of 700 V~
1) Verbind het rode meetsnoer met de
jack “V/
Ω
” (8). Zorg ervoor, dat u niet
per ongeluk een van beide jacks voor
de meting van de stroom (4 of 5)
gebruikt! Het meettoestel en de span-
ningsbron kunnen immers beschadigd
worden.
2) Plaats de keuzeschakelaar (3) bij wis-
selspanningen in een van de “V~”-
bereiken, bij gelijkspanningen in een
van de “V
”-bereiken.
3) Houd de meetpennen tegen het meet-
object en lees de waarde van het dis-
play af.
4) Wanneer bij de meting van gelijkspan-
ningen de rode meetpen met de nega-
tieve pool en de zwarte meetpen met
de positieve pool verbonden wordt,
dan verschijnt op het display een min-
teken vóór de gemeten waarde.
5.2 Meting van de stroom
●
De maximaal te meten gelijkstroom
mag niet meer dan 20 A bedragen.
●
De 20 A-meetstroomkring is niet be-
veiligd. Wees hier bijzonder voorzich-
tig.
●
Bij verbinding van het rode meetsnoer
met een van beide jacks voor de
stroommeting (4 of 5), leid dan in geen
geval spanning naar het meettoestel.
Het meettoestel en de spanningsbron
kunnen immers beschadigd worden.
1) Verbind het rode meetsnoer met jack
(5) bij meting van de volgende stroom-
waarden:
DMT-2505: 200 mA – 20 A
DMT-2560: 2–20 A
Draai de bereikschakelaar (3) in de
stand “20” resp. “20A” van de bereiken
“A” resp. “A~”.
Bij stroomwaarden die kleiner zijn
dan hierboven aangegeven, dient u
het rode meetsnoer met jack (4) te
verbinden en de keuzeschakelaar in
een van de bereiken “A
” resp. “A~”
te draaien.
2) Maak de te meten stroomkring los en
verbind deze met het meettoestel.
Voer in het 20 A-bereik slechts een
korte meting (max. 15 sec.) uit, anders
wordt de meting door de interne op-
warming onnauwkeurig.
3) Wanneer bij de meting van gelijkstro-
men de rode meetpen met de nega-
tieve pool en de zwarte meetpen met
de positieve pool verbonden wordt,
dan verschijnt op het display een min-
teken vóór de gemeten waarde.
5.3 Meting van de weerstand
●
Het toestel is korte tijd (max. 15 sec.)
tot 250 V
/~ tegen overspanning be-
veiligd. Meet evenwel niet binnen een
schakeling, wanneer deze onder
spanning staat.
●
Meet een weerstand altijd afzonderlijk,
anders is de meting niet correct. Hier-
voor moet de component soms uit de
schakeling losgesoldeerd worden.
1) Verbind het rode meetsnoer met de
jack “V/
Ω
” (8).
2) Plaats de keuzeschakelaar (3) in een
van de “
Ω
”-bereiken. (Bij het model
DMT-2505 is in het 200
Ω
-bereik tege-
lijkertijd de doorgangszoemer geac-
tiveerd.)
3) Houd de meetpennen tegen de weer-
stand resp. tegen de overeenkomstige
meetpunten.
21
NL
B