26
5. Koelleidingwerk
5.2.5. Controleren (Fig. 5-7)
• Vergelijk de opgetrompte leiding met de afbeelding rechts.
• Snijd het opgetrompte stuk af en tromp de leiding opnieuw op wanneer deze on-
deugdelijk is opgetrompt.
a
Rondom glad
f
Kras op het opgetrompte vlak
b
Binnenkant glimt overal, zonder krassen.
g
Gebarsten
c
Rondom even lang
h
Ongelijk
d
Te veel
i
Voorbeelden van ondeugdelijk optrompen
e
Scheef
• Breng een dun laagje koelolie aan op het verbindingsvlak van de leiding. (Fig. 5-8)
• Voor de aansluiting moet u eerst het midden uitlijnen. Vervolgens draait u de op-
trompmoer 3 tot 4 slagen aan.
• Gebruik de onderstaande tabel met aandraaimomenten als richtlijn voor het ver-
bindingspunt op de aansluitzijde van de binnenunit en draai de aansluiting vast
met twee sleutels. Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan dit het
getrompte deel beschadigen.
Buitendiameter koperen pijp
(mm)
Buitendiameter
fl
ensmoer
(mm)
Aanhaalmoment
(N·m)
ø6,35
17
14 - 18
ø9,52
22
34 - 42
ø12,7
26
49 - 61
ø15,88
29
68 - 82
Waarschuwing:
Als u het apparaat installeert, zet de koelmiddelleidingen dan stevig vast
voordat u de compressor start.
Waarschuwing:
De optrompmoer kan er afvliegen! (door interne druk)
Verwijder de optrompmoer als volgt:
1. Draai de moer los totdat een sissend geluid hoorbaar is.
2. Verwijder de moer niet voordat het gas geheel is vrijgekomen (het sis-
sende geluid is gestopt).
3. Controleer of het gas geheel is vrijgekomen en verwijder vervolgens de moer.
Fig. 5-7
Fig. 5-8
1
0
/
2
3
4
5
6
7
B
5.5. Ontluchtingsprocedures en de lektest
Sluit de koelleidingen (zowel de vloeistof- als gasleidingen) tussen de binnen- en
buitenunit aan.
Nadat de koelleidingen zijn aangesloten en ontlucht, opent u alle afsluitkranen en
vloeisto
fl
eidingen. Als de unit wordt gebruikt zonder dat de openingen geheel zijn
geopend, kan dit de werking verminderen en storingen veroorzaken.
Leidinglengte: maximaal 7 m
U hoeft geen gas bij te vullen.
Leidinglengte meer dan 7
meter.
Extra gas zoals vermeld vereist.
Verwijder de onderhoudsopeningdop van de stopklep aan de zijde van de gaslei-
ding van de buitenunit. (De stopklep werkt niet in de originele stand, zoals bij het
verlaten van de fabriek ingesteld (geheel gesloten met dop aangebracht).)
Sluit de meter spruitstukklep en de vacuümpomp op de onderhoudsopening van
de stopklep aan de zijde met de vloeisto
fl
eiding aan de buitenunit aan.
Controleer het vacuüm met de meter spruitstukklep. Sluit vervolgens de meter
spruitstukklep en stop de vacuümpomp.
Wacht één of twee minuten. Controleer of de wijzer van de meter spruitstukklep
in dezelfde stand blijft. Controleer of de drukmeter –0,101 MPa (–760 mmHg)
toont.
ONTLUCHTINGSPROCEDURES
Verwijder de meter spruitstukklep snel van de onderhoudsopening van de stopklep.
Start de vacuümpomp. (Trek vacuüm gedurende meer dan 15 minuten.)
Draai de dop van de onderhoudsopening weer vast tot de originele stand.
Draai de dop weer vast.
Test op lekken.
*Openen
*Sluiten
Zeshoekige sleutel
Vakuüm-
pomp
Hendel
La
Stopklep
Venstertje
Stopklep
Onderhoudsingang
*4 tot 5 slagen
Aanvoerslang
(R410A)
Aanvoerslang
(R410A)
Hendel Ho
Inlaatklep
drukmeter (R410A)
Drukmeter (R410A)
Compounddrukmeter
(R410A)
(of de vacuümpomp
met terugstroom-
preventie)
Adapter ter
voorkoming van
terugstromen
Stopklep
-0,101 MPa
(-760 mmHg)