50
5. Koelleidingwerk
5.1. Koelpijpen (Fig. 5-1)
Vervaardiging van leidingen
•
Koelstofleidingen van 3, 5, 7, 10 en 15 meter kunnen desgewenst worden gebruikt.
(1) Onderstaande tabel geeft de specificaties voor leidingen die in de handel verkrijg
-
baar zijn.
Model
Leiding
Buitenste diameter
Minimale
muurdikte
Dikte van
isolatie
Isolatiemate-
riaal
mm
inch
SLZ-KA25
Voor vloeistof
6,35
1/4
0,8 mm
8 mm
Heat resisting
foam plastic
0,045 specific
gravity
Voor gas
9,52
3/8
0,8 mm
8 mm
SLZ-KA35
Voor vloeistof
6,35
1/4
0,8 mm
8 mm
Voor gas
9,52
3/8
0,8 mm
8 mm
SLZ-KA50
Voor vloeistof
6,35
1/4
0,8 mm
8 mm
Voor gas
12,7
1/2
0,8 mm
8 mm
(2) Controleer of de 2 koelleidingen goed geïsoleerd zijn zodat condensvorming wordt
voorkomen.
(3) De buigzaamheidsradius van de koelleiding moet 100 mm of meer zijn.
Voorzichtig:
Gebruik isolatie van de juiste dikte. Te dikke isolatie veroorzaakt plaatsgebrek
achter de binnenunit en te dunne isolatie kan leiden tot condensvorming.
A
Binnenapparaat
B
Buitenapparaat
ø6,35
Fig. 5-1
SLZ-KA25, KA35: ø9,52
SLZ-KA50: ø12,7
/
2
1
0
3
4
90
°
2
1
0
/
0
/
/
0
3
0
1
2
1
A
1
0
/
2
3
4
5
6
7
5.2. Optrompen
• De belangrijkste oorzaak van gaslekken is een fout bij het optrompen.
Voer het optrompen op de volgende manier correct uit.
5.2.1. Leidingen snijden (Fig. 5-2)
• Snijd de koperen leiding recht af met een pijpsnijder.
5.2.2. Bramen verwijderen (Fig. 5-3)
• Verwijder zorgvuldig alle bramen uit de doorsnede van de buis/leiding.
• Houd het uiteinde van de buis/leiding naar beneden om te voorkomen dat kopervijl-
sel in de leiding vallen.
5.2.3. Moeren bevestigen (Fig. 5-4)
• Verwijder de optrompmoeren die aan de binnen- en buitenunit zijn bevestigd en
bevestig deze aan de buis/leiding nadat de bramen zijn verwijderd.
(Het is niet mogelijk deze na het optrompen te bevestigen.)
5.2.4. Optrompen (Fig. 5-5)
• Gebruik optrompgereedschap voor het optrompen (zie rechts).
Leidingdiameter
(mm)
Afmetingen
A (mm)
B
+0
-0,4
(mm)
Bij het gebruik van het gereedschap voor R410A
Type koppeling
6,35
0 - 0,5
9,1
9,52
0 - 0,5
13,2
12,7
0 - 0,5
16,6
Houd de koperen leiding stevig vast in de matrijs met de maat uit bovenstaande
tabel.
5.2.5. Controleren (Fig. 5-6)
• Vergelijk de opgetrompte leiding met de afbeelding rechts.
• Snijd het opgetrompte stuk af en tromp de leiding opnieuw op wanneer deze on-
deugdelijk is opgetrompt.
5.3. Plaats van de koelstof- en afvoerleidingen (Fig. 5-7)
A
Afvoerleiding
B
Plafond
C
Rooster
D
Koelstofleiding (vloeistof)
E
Koelstofleiding (gas)
F
Inlaat watervoorziening
G
Hoofdunit
a
Koperen leidingen
b
Goed
c
Niet goed
d
Scheef
e
Ongelijk
f
Bramen
Fig. 5-2
Fig. 5-3
a
Braam
b
Koperen buis/leiding
c
Opruimer
d
Pijpsnijder
Fig. 5-4
Fig. 5-5
Fig. 5-6
a
Optrompmoer
b
Koperen leiding
a
Trompgereedschap
b
Matrijs
c
Koperen leiding
d
Optrompmoer
e
Span
a
Rondom glad
b
Binnenkant glimt overal, zonder krassen.
c
Rondom even lang
d
Te veel
e
Scheef
f
Kras op het opgetrompte vlak
g
Gebarsten
h
Ongelijk
i
Voorbeelden van ondeugdelijk optrompen
B
Fig. 5-7
A
Gezien vanaf A
BH79A082H01_nl.indd 50
2/25/2014 8:55:15 AM