950
330
+30
943 (1350)
175
600
370
27
1. Veiligheidsvoorschriften
1.3. Voor de installatie van de elektrische bedrading
Voorzichtig:
•
Installeer stroomonderbrekers. Als er geen stroomonderbrekers worden
geïnstalleerd, kunnen elektrische schokken optreden.
• Gebruik voor de voedingsleidingen standaardkabels met voldoende capaciteit. Te
lichte kabels kunnen kortsluiting, oververhitting of brand veroorzaken.
•
Oefen bij de installatie van de voedingsleidingen geen trekkracht uit op
de kabels. Als de aansluitingen loszitten, kunnen de kabels loskomen of
breken en oververhitting of brand veroorzaken.
•
Zorg ervoor dat het apparaat goed is geaard. Sluit de aardleiding niet aan
op een gas- of waterleiding, bliksemafleider of aardleiding voor de tele-
foon. Onjuiste aarding van het apparaat kan elektrische schokken vero-
orzaken.
•
Gebruik stroomonderbrekers (aardlekschakelaar, isolatieschakelaar (+Bze-
kering) en onderbreker met gegoten behuizing) met de opgegeven capac-
iteit. Het gebruik van stroomonderbrekers met een te hoge capaciteit kan
storingen of brand veroorzaken.
1.4. Voor het proefdraaien
Voorzichtig:
•
Zet de netspanningsschakelaar ten minste 12 uur voordat u het apparaat
gaat gebruiken aan. Als u het apparaat direct na het aanzetten van de net-
spanningsschakelaar inschakelt, kunnen de interne onderdelen ernstig
beschadigd raken. Laat de netspanningsschakelaar altijd aanstaan ge-
durende het seizoen waarin u het apparaat gebruikt.
•
Controleer voordat u begint met proefdraaien of alle panelen, beveiligingen
en andere beschermende onderdelen goed zijn geïnstalleerd. Draaiende of
warme onderdelen of onderdelen onder hoge spanning kunnen letsel vero-
orzaken.
•
Raak de schakelaars nooit met natte vingers aan. Hierdoor kan een elek-
trische schok optreden.
•
Raak de koelstofpijpen niet met blote handen aan als het apparaat in werk-
ing is. De koelstofpijpen zijn heet of koud afhankelijk van de toestand van
de koelstof. Bij het aanraken van de pijpen kunt u brandwonden of bevriez-
ingen oplopen.
•
Wacht nadat het apparaat is uitgeschakeld ten minste vijf minuten voordat
u de netspanningsschakelaar uitzet. Eerder uitzetten kan waterlekkage of
storingen veroorzaken.
1.5. Gebruik van airconditioners met R410A-koelstof
Voorzichtig:
•
Gebruik nieuwe koelstofpijpen.
Let bij het hergebruik van pijpen waarin R22-koelstof heeft gezeten op het
volgende:
-
Reinig de pijpen en zorg ervoor dat de pijpen aan de binnenzijde schoon zijn.
-
Vervang de bestaande flensmoeren en tromp de aansluitingsoppervlakken
opnieuw op.
-
Gebruik geen dunne pijpen. (Zie p. 29)
•
Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme, naadloze C1220-pijpen van koper
of koperlegeringen als koelstofpijpen. Controleer of de binnenkant van de
pijpen schoon is en vrij van schadelijke stoffen zoals zwavelverbindingen,
oxidanten, vuil of stof. Gebruik pijpen van de opgegeven dikte. (Zie p. 29)
•
Bewaar de pijpen die voor de installatie zullen worden gebruikt binnens-
huis en laat de verzegeling aan beide uiteinden intact tot vlak voor het sol-
deren. (Laat kniestukken, etc. in hun verpakking.) Het binnendringen van
stof, vuil of vocht in de koelstofpijpen kan leiden tot achteruitgang van de
olie of compressorstoringen.
•
Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (in kleine hoeveelheden) als
koelolie om de aansluitingsoppervlakken af te dichten. Vermenging van de
koelolie met mineraalolie kan leiden tot achteruitgang van de koelolie.
•
Gebruik uitsluitend R410A-koelstof. Bij gebruik van andere koelstoffen
veroorzaakt de chloor achteruitgang van de koelolie.
•
Gebruik een vacuümpomp met een retourstroomregelklep.
Als de olie van de vacuümpomp terugstroomt in de koelleidingen, kan de
koelolie vervuild raken.
•
Gebruik gereedschap dat speciaal is ontworpen voor gebruik met R410A-
koelstof. Het volgende gereedschap is vereist. Neem voor vragen contact
op met de dichtstbijzijnde dealer.
Gereedschap (voor R410A)
Verdeelventiel
Optrompgereedschap
Vulslang
Maatafstemmingsmeter
Gaslekdetector
Vacuümpompadapter
Momentsleutel
Elektronische koelstofdrukmeter
• Gebruik uitsluitend de juiste gereedschappen. Het binnendringen van stof, vuil of
vocht in de koelstofpijpen kan leiden tot achteruitgang van de koelolie.
•
Maak geen gebruik van een vulcilinder. Het gebruik van een vulcilinder
leidt tot veranderingen in de samenstelling van de koelstof, waardoor de
effi ciëntie wordt verminderd.
2. Plaats
Fig. 2-2
P100-P140
Fig. 2-1
2.1. Koelpijpen (Fig. 2-1)
Controleer dat het verschil in hoogte tussen het binnen- en het buitenap-
paraat, de lengte van de koelpijpen en het aantal bochten in de leidingen
binnen de limieten zoals in onderstaande tabel aangegeven vallen.
Modellen
A
Pijplengte
(1 richting)
B
Hoogteverschil
C
Aantal bochten
bends (1 richting)
P100, P125, P140
max. 50 m
max. 30 m
max. 15
•
De begrenzingen voor het hoogteverschil zijn voor alle opstellingen van binnen-
en buitenapparaten bindend, onafhankelijk van het feit welk apparaat hoger
opgesteld wordt.
D
Binnenapparaatt
E
Buitenapparaat
2.2. De installatieplaats voor het buitenapparaat kiezen
•
Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmt-
ebronnen.
•
Kies een plaats waar niemand last heeft van het geluid van het apparaat.
•
Kies een plaats die eenvoudige aansluiting van de elektrische bedrading en pi-
jpen naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
•
Vermijd plaatsen waar brandbare gassen worden geproduceerd of kunnen lek-
ken, stromen of samenstromen.
•
Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan drup-
pelen.
•
Kies een vlakke constructie die bestand is tegen het gewicht en de trillingen van
het apparaat.
•
Vermijd plaatsen waar het apparaat door sneeuw kan worden bedekt. In sneeu-
wrijke gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het verho-
gen van de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorkomen dat
de sneeuw in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de normale
luchtstroom bemoeilijken en storingen veroorzaken.
•
Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan olie, stoom of zwavelgas.
•
Gebruik de tilhandgrepen van het buitenapparaat om het apparaat te verplaat-
sen. Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen
ontstaan aan de handen of vingers.
2.3. Buitenafmetingen (Buitenapparaat) (Fig. 2-2)
Het getal tussen haakjes geldt voor de P125, P140-modellen.
A
B
E
D
C
(mm)
04_ RG79D174H01_061228_DU.indd Sec1:27
04_ RG79D174H01_061228_DU.indd Sec1:27
11/01/2007 09:57:42
11/01/2007 09:57:42
Summary of Contents for PUHZ-P-VHA2
Page 98: ......