41
ń
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in.
• Druk zo vaak op de toets ’Mode’ dat n het LC-display ’TTL’ knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play naar de normale weergave terug.
Bi hoog contrast, bijv. donker onderwerp in de sneeuw, kan een correctie op
de belichting noodzakelijk blijken (zie 4.1.2).
4.1.1 Automatisch TTL-invulflitsen bij daglicht (afb. 5 en afb. 6)
Bij de meeste cameratypen wordt bij automatisch geprogrammeerd opnemen
’P’ en de onderwerpsprogramma’s bij daglicht automatisch de invulflitsfunc-
tie geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Met de invulflits kunt u vervelende schaduwen ophelderen en bij tegenlicht
een uitgebalanceerde belichting tussen onderwerp en achtergrond bereiken.
Een computergestuurd meetsysteem in de camera zorgt voor de juiste combi-
natie van belichtingstijd, werkdiafragma en flitsvermogen.
Let er op, dat de bron van het tegenlicht niet recht in het objectief
schijnt. Het TTL-meetsysteem van de camera zou daardoor worden
bedrogen!
Er vindt op de flitser in dit geval geen instelling of aanduiding voor de auto-
matische TTL-invulflitsfunctie plaats.
4.1.2 Met de hand in te stellen correctie op de flitsbelichting
De TTL-flitsautomatiek van de meeste camera’s is gebaseerd op een reflectie-
graad van het onderwerp van 25 % (gemiddelde reflectie van flitsonderwerpen).
Een donkere achtergrond, die veel licht absorbeert of een lichte achtergrond die
sterk reflecteert kan leiden tot een te ruime of een te krappe belichting van het
onderwerp.
Om bovenstaand effect te compenseren kan bij sommige camera’s de TTL-
flitsbelichting via een met de hand in te voeren correctiewaarde worden aan-
gepast aan de opnamesituatie. De grootte van de correctiewaarde hangt af
van het contrast tussen onderwerp en achtergrond! Het instellen van een cor-
rectiewaarde moet op de camera worden gedaan. Zie hiervoor de aanwij-
zingen in de gebruiksaanwijzing van de camera!
☞
Donker onderwerp tegen een lichte achtergrond: positieve correctie-
waarde (ong. 1 tot 2 stops). Licht onderwerp tegen donkere achter-
grond: negatieve correctiewaarde (ong. -1 tot -2 stops). Bij het instel-
len van een correctiewaarde kan de aanduiding van de reikwijdte in
het LC-display van de flitser veranderen en aangepast worden aan de
correctiewaarde (afhankelijk van het type camera)!
Het is niet mogelijk een correctiewaarde op de flitsbelichting toe te passen
met behulp van het veranderen van de diafragmawaarde op de camera,
daar de belichtingsautomatiek van de camera een dergelijke, veranderde
diafragmawaarde weer als normaal werkdiafragma ziet.
Vergeet niet om de correctie op de TTL-flitsbelichting na de opname op
de camera weer naar ’0’ terug te zetten!
4.1.3 Aanduiding van de belichtingscontrole in de TTL-flitsfunctie
(afb. 4)
De aanduiding van de belichtingscontrole ’o.k.’ verschijnt alleen in het LC-dis-
play van de flitser als de opname in de TTL-flitsfunctie correct werd belicht!
Verschijnt er geen aanduiding van de belichtingscontrole ’o.k.’ na de opna-
me, dan werd de opname onderbelicht en moet u het eerstvolgend lagere
diafragmagetal instellen (bijv. in plaats van diafragma 11 diafragma 8) of
de afstand tot het onderwerp, c.q. (bij indirect flitsen) tot het reflecterende
vlak verkleinen en de opname herhalen. Let op de aanduiding van de reik-
wijdte in het LC-display van de flitser (zie 5.4.1).
Zie ook 5.3 voor de aanduiding van de belichtingscontrole in de zoe-
ker van de camera.
4.2 Meervelds-flitsbelichtingsmeting (meting met flits vooraf)
Alleen mogelijk met de Dimage 5 en Dimage 7, 7i! De meervelds-flits-
belichtingsmeting (meting met flits vooraf) is een moderne variant op
de TTL-flitsfunctie. De standaard TTL-flitsbelichting zonder flits vooraf
is op grond van de camerabouw met deze camera’s niet mogelijk.
Bij de opname wordt bij het bedienen van de ontspanner op de camera eerst,
via een flits vooraf, de reflectie van het onderwerp gemeten. De elektronica in
☞
☞
☞
☞
54 AF-1 M 03.08.2004 10:53 Uhr Seite 41