27
NL
B
Sproeien
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk „Veiligheid“ in acht.
Gebruik het apparaat alleen rechtop staand of hangend.
Voorkom wegdrijven van sproeidruppeltjes naar niet te behandelen oppervlakken.
Neem de voorschriften van de fabrikant van de middelen in acht.
1. Hang het apparaat over uw schouder.
(afb. 11).
Om het nadruppelen te voorkomen, moet u tijdens het voor het eerst sproeien de
sproeibuis omhoog houden en het uitzetventiel bedienen tot er geen met lucht
vermengde vloeistof meer uitkomt.
2. Bedien het uitzetventiel [4]
(afb. 12).
►
Het sproeien begint.
3. Let op de optimale sproeidruk
(
→
tabel 2)
op de manometer [10]
(afb. 10)
.
Tabel 2. Afhankelijkheid: sproeihoeveelheid – sproeidruk
4. Als de sproeidruk meer dan 0,5 bar ten opzichte van de optimale druk daalt, moet u
opnieuw pompen.
Als er met lucht vermengde vloeistof uit de sproeier komt, is het reservoir leeg.
Na het gebruik
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk „Veiligheid“ in acht.
1. Trek de rode knop van de zuigermanometer [10] zolang omhoog tot alle druk uit het
reservoir is verdwenen.
(afb. 4).
2. Vergrendel de zuigerstang met de handgreep [11].
(afb. 5).
3. Schroef de pomp [2] uit het reservoir.
(afb. 6).
4. Maak het apparaat leeg en spoel het met schoon water.
Verzamel de resterende hoeveelheid en voer deze volgens de geldende
voorschriften en regels als afval af. Neem de voorschriften van de fabrikant van de
middelen in acht.
5. Veeg het met een vochtige doek schoon.
6. Voor het drogen en opslaan moet u het reservoir [1] en de pomp [2] van elkaar
gescheiden in een droge, tegen zonnestralen beschermde en vorstvrije omgeving
bewaren (afb. 13).
Maak na het gebruik de beschermingsuitrusting en uzelf schoon.
Sproeidruk
Sproeihoeveelheid bij vlakstraalsproeier (eerste uitrusting)
1,5 bar
0,56 l/min
2,0 bar
0,64 l/min
3,0 bar
0,78 l/min