49 NEDERLANDS
9.
Verzeker u er vóór gebruik van dat de verstekzaag
is bevestigd of geplaatst op een stevig werkop-
pervlak.
Een horizontaal en stevig werkoppervlak
verkleint de kans dat de verstekzaag instabiel wordt.
10.
Plan uw werkzaamheden. Elke keer wanneer u de
instelling voor de schuine hoek of verstekhoek,
verzekert u zich ervan dat de verstelbare geleider
correct is afgesteld om het werkstuk te steunen en
tevens het zaagblad of beschermingssysteem niet
raakt tijdens gebruik.
Zonder het gereedschap in te
schakelen en zonder een werkstuk op de tafel, beweegt
u het zaagblad langs een volledige, gesimuleerde zaags-
nede om er zeker van te zijn dat het zaagblad niets raakt
en er geen gevaar is dat in de geleider wordt gezaagd.
11.
Zorg voor voldoende ondersteuning, zoals
tafelverlengingen, zaagbokken, enz. voor
een werkstuk dat breder of langer is dan het
bovenoppervlak van de tafel.
Werkstukken die
breder of langer zijn dan de verstekzaagtafel, kun
-
nen kantelen als ze niet goed worden ondersteunt.
Als het afgezaagde deel of het werkstuk kantelt,
kan het de onderste beschermkap optillen of wor-
den weggeworpen door het draaiende zaagblad.
12.
Gebruik niet een andere persoon als ver-
vanging van een tafelverlenging of als extra
ondersteuning.
Een instabiele ondersteuning van
het werkstuk kan ertoe leiden dat het zaagblad
vastloopt of het werkstuk verschuift tijdens het
zagen, waardoor u en de helper in het draaiende
zaagblad worden getrokken.
13.
Het afgezaagde deel van het werkstuk mag op
geen enkele wijze tegen het draaiende zaagblad
bekneld raken of gedrukt worden.
Indien opge-
sloten, d.w.z. bij gebruik van lengteaanslagen, kan
het afgezaagde deel tegen het zaagblad bekneld
raken en met kracht weggeworpen worden.
14.
Gebruik altijd een klem of een bevestigingsme-
thode die bedoeld is om ronde werkstukken,
zoals een staaf of buis, te ondersteunen.
Staven
neigen te verrollen tijdens het zagen, waardoor
het zaagblad zich ‘vastbijt’ en het werkstuk met uw
hand in het zaagblad wordt getrokken.
15.
Laat het zaagblad de volle snelheid bereiken
voordat deze het werkstuk raakt.
Dit verkleint de
kans dat het werkstuk wordt weggeworpen.
16.
Als het werkstuk of zaagblad vastloopt, scha-
kelt u de verstekzaag uit. Wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en
trek de stekker uit het stopcontact en/of verwij-
der de accu. Verwijder daarna het vastgelopen
materiaal.
Als u blijft zagen met een vastgelopen
zaagblad, kunt u de controle over de verstekzaag
verliezen of deze beschadigen.
17.
Nadat u de zaagsnede hebt voltooid, laat u
de schakelaar los, blijft u de zaagkop omlaag
gedrukt houden en wacht u tot het zaagblad
stilstaat voordat u het afgezaagde deel verwij-
dert.
Het is gevaarlijk om met uw hand in de buurt
van het nalopende zaagblad te reiken.
18.
Houd het handvat stevig vast bij het maken
van een onvolledige zaagsnede en bij het
loslaten van de schakelaar voordat de zaagkop
helemaal omlaag is geduwd.
Door het remeffect
van het zaagblad kan ertoe leiden dat de zaagkop
plotseling omlaag getrokken wordt, waardoor een
kans op letsel ontstaat.
19.
Gebruik uitsluitend een zaagblad met een
diameter zoals aangegeven op het gereed-
schap of vermeld in de gebruiksaanwijzing.
Het gebruik van een zaagblad met een verkeerde
afmeting, kan een goede bescherming of werking
van het zaagblad verhinderen, wat kan leiden tot
ernstig persoonlijk letsel.
20.
Gebruik altijd een zaagblad dat is gemarkeerd
met een toerental dat gelijk is aan of hoger is
dan het toerental dat is aangegeven op het
gereedschap.
21.
Gebruik de zaag niet voor het zagen van iets
anders dan hout, aluminium of soortgelijke
materialen.
22.
(Alleen voor Europese landen)
Gebruik altijd een zaagblad dat voldoet aan
EN847-1.
Aanvullende instructies
1.
Houd de werkplaats kinderveilig met
hangsloten.
2.
Ga nooit op het gereedschap staan.
Er kan
ernstig letsel ontstaan als het gereedschap omvalt
of als het snij-/zaaggarnituur per ongeluk wordt
aangeraakt.
3.
Laat het gereedschap nooit ingeschakeld
achter. Schakel de voeding uit. Laat het
gereedschap niet achter totdat het volledig tot
stilstand is gekomen.
4.
Gebruik de zaag niet zonder dat de
beschermkappen zijn aangebracht. Controleer
vóór elk gebruik of de beschermkap goed sluit.
Gebruik de zaag niet indien de beschermkap
niet goed beweegt en niet snel over het zaag-
blad sluit. Klem of bind de beschermkap nooit
in de geopende stand vast.
5.
Houd uw handen uit de buurt van het zaagblad.
Voorkom contact met het nog nadraaiende
zaagblad. Het kan nog steeds ernstig letsel
veroorzaken.
6.
Zet alle bewegende onderdelen vast alvorens
het gereedschap te dragen.
7.
De aanslagpen die de zaagkop in de onderste
stand vergrendelt, wordt alleen gebruikt voor
het dragen en opbergen van het gereedschap
en niet voor zaagbedieningen.
8.
Controleer vóór het gebruik het zaagblad
zorgvuldig op barsten of beschadiging.
Vervang een gebarsten of beschadigd zaag-
blad onmiddellijk. Gom of hars dat op het
zaagblad is opgedroogd vertraagt het zaag-
blad en verhoogt de kans op terugslag. Houd
het zaagblad schoon door dit eerst van het
gereedschap te demonteren en het vervolgens
schoon te maken met een schoonmaakmiddel
voor gom en hars, heet water of kerosine.
Gebruik nooit benzine om het zaagblad
schoon te maken.
9.
Gebruik alleen flenzen die voor dit gereed
-
schap zijn bestemd.
10.
Pas op dat u de as, de flenzen (vooral hun
montagevlak) of de bout niet beschadigt.
Beschadiging van deze onderdelen kan zaag-
bladbreuk veroorzaken.
Summary of Contents for MLS100
Page 2: ...2 Fig 1 1 Fig 2 1 Fig 3 1 2 3 Fig 4 1 Fig 5 1 Fig 6 1 Fig 7 1 Fig 8 ...
Page 3: ...3 1 Fig 9 1 Fig 10 2 1 3 130mm Fig 11 1 2 Fig 12 1 Fig 13 1 Fig 14 1 2 Fig 15 1 2 Fig 16 ...
Page 4: ...4 1 Fig 17 1 2 Fig 18 1 2 3 4 Fig 19 1 2 3 4 5 6 Fig 20 1 Fig 21 Fig 22 1 Fig 23 1 Fig 24 ...
Page 7: ...7 1 Fig 41 1 2 3 Fig 42 1 Fig 43 1 2 Fig 44 Fig 45 1 2 Fig 46 ...