43
NL/BE
wand en markeer de bevesti-
gingsgaten.
Boor vervolgens de bevestigings-
gaten (Ø 6 mm) en plaats de
pluggen
5
in de boorgaten
(afb. A).
Bevestig de montagehouder
6
met de meegeleverde bevesti-
gingsschroeven
4
en contro-
leer of deze stevig vast zit.
Open de aansluitdoos
7
door
met behulp van een kruiskop-
schroevendraaier de fixeer-
schroeven
15
los te draaien
(zie afb. B).
Draai de kabeldoorvoer
14
los en schuif een aansluitkabel
(niet meegeleverd) van het type
H05RN-F 3G 1,0 mm
2
door de
kabeldoorvoer
14
in de aan-
sluitdoos
7
.
Open het kroonsteentje
11
door
met een platte schroevendraaier
de schroefjes los te draaien.
Schuif isolatiekous over de dra-
den van de aansluitkabel. Breng
ook de trekontlaster
12
aan
de aansluitkabel aan en fixeer
deze met een nijptang (zie afb.
B). Verbind de stroomdraden
met het kroonsteentje
11
in
de aansluitdoos
7
. Let hierbij
op de markeringen op het kroon-
steentje
11
(L voor de fase-
draad, N voor de nuldraad
en voor de aarddraad) (zie
afb. B). Sluit het kroonsteentje
11
door de schroefjes weer
vast te draaien.
Sluit de aansluitdoos
7
weer
door de fixeerschroeven
15
weer vast te draaien.
Gebruik vervolgens een kruis-
kopschroevendraaier om de
spot
1
met behulp van de
eerder verwijderde borg-
schroeven
2
, veerringen
3a
en kartelringen
3b
op de
montagehouder
6
aan te
brengen (afb. A).
Stel de spot
1
af in de ge-
wenste richting. Hiervoor moet
u eventueel de bevestigings-
schroef
8
een beetje los-
draaien.
Draai na het afstellen de be-
vestigingsschroef
8
weer vast
zodat de spot stevig vast blijft
zitten.
Plaats de zekering weer terug of
schakel de installatie-automaat weer