24 NL/BE
Informeer u indien nodig hierover bij een
specialist.
Montage
Controleer dat u niet op stroom-, gas- of waterlei-
dingen stoot als u in de wand boort. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van uw boormachine en
neem alle veiligheidsinstructies in acht. Anders
bestaat er kans op de dood of op letsel als
gevolg van een elektrische schok.
Let tijdens de keuze van de montageplek op de
volgende dingen:
Controleer, of de spot
8
het gewenste
gebied verlicht. U kunt de spot
8
verticaal
bewegen.
Zorg ervoor dat de bewegingsmelder
10
het
gewenste gebied registreert. De bewegings-
melder
10
heeft een detectiebereik van max.
10 m bij een registratiehoek van ca. 180°
(afhankelijk van de montagehoogte - ideaal
is een hoogte van 1,80-2,50 m) (afb. D, E, F).
Let erop dat de bewegingsmelder
10
‚s
nachts niet door straatverlichting wordt ver-
licht. Dit kan de werking beïnvloeden.
Gebruik de montagebeugel
2
als sjabloon,
om de boorgaten op de wand te markeren.
Zorg ervoor,dat zich geen stroomkabels of
draden in dit gedeelte van de wand bevin-
den. Boor de twee bevestigingsgaten
(Ø 8 mm) en steek de pluggen
3
erin. Be-
vestig de montagebeugel
2
met behulp van
de schroeven
1
en controleer de vaste be-
vestiging.
Open de aansluitbox
13
, door met behulp
van een kruiskopschroevendraaier de bevesti-
gingsschroeven
17
van de aansluitbox
13
los te draaien (afb. B).
De schroefverbinding van de kabel moet wor-
den losgemaakt, waarna u een flexibele ka-
bel bijv. van het type H05RN-F 3G 1,0 mm
2
door de aansluiting van de kabel
16
in de
aansluitbox
13
steekt.
Open het kroonsteentje
12
, door met een
platte schroevendraaier de fixeerschroeven
los te draaien.
Voorzie de aders van de kabel van adereind-
hulzen. Breng ook de kabelverankering
14
aan de kabel aan en fixeer deze met een
tang (afb. B). Verbind deze met het kroon-
steentje
12
in de aansluitbox
13
. Let hierbij
op de markering van het kroonsteentje
12
(L voor de fasedraad, N voor de nuldraad
en voor de aarddraad) (afb. B). Sluit het
kroonsteentje
12
weer, door de fixeerschroeven
weer vast te draaien.
Belangrijk:
als de externe, flexibele kabel
of de kabel van deze lamp beschadigd is,
mag deze uitsluitend door de fabrikant of zijn
klantenservice of een soortgelijk gekwalifi-
ceerde persoon worden vervangen om mo-
gelijk gevaar te vermijden.
Sluit de aansluitbox
13
weer, door de beves-
tigingsschroeven
17
vast te draaien.
Breng de spot
8
aan de montagebeugel
2
aan met behulp van de borgmoeren
7
,
veerringen
6
, onderlegplaatjes
5
, tand-
veerringen
4
(zie afb. A).