106
Instellingen
De applicatie Opties bevat het merendeel
van de functies waarmee u uw telefoon
kunt aanpassen en configureren. Alle
instellingen van de applicatie Opties
worden in deze sectie beschreven.
De applicatie Opties openen
- Tik vanuit het basisscherm op de
toets
Applicaties
>
Opties
.
- Tik vanuit het basisscherm op de
toets
Menu
>
Systeeminstellingen
.
VERBINDINGEN
In dit menu kunt u Wi-Fi- en Bluetooth-
verbindingen, draagbare hotspots en
datatethering, de flightmode en VPN-
verbindingen beheren.
Wi-Fi
Als u Wi-Fi op uw telefoon wilt gebruiken,
maakt u gebruik van een draadloos
toegangspunt, een zogenaamde 'hotspot'.
Sommige toegangspunten staan open. U
kunt hiermee gewoon verbinding maken.
Andere toegangspunten zijn verborgen
of worden beveiligd. Voor dergelijke
toegangspunten dient u uw telefoon te
configureren voor verbinding.
Wi-Fi inschakelen
Open vanuit het basisscherm het paneel
Meldingen en tik op
om Wi-Fi in te
schakelen. Een blauw pictogram geeft aan
dat Wi-Fi is ingeschakeld.
OF
Tik op de
toets Menu
en tik op
Systeeminstellingen
>
Wi-Fi
. Sleep
vervolgens
naar rechts.
Verbinding maken met een Wi-Fi-
netwerk
Schakel Wi-Fi uit wanneer u dat niet
gebruikt
zodat u langer gebruik kunt maken van
de batterij.
1
Tik vanuit het basisscherm op
de
toets Menu
en tik op
Systeeminstellingen
>
Wi-Fi
.
2
Sleep
naar rechts om het in
te schakelen en begin te scannen op
beschikbare Wi-Fi-netwerken.
- Er wordt een lijst beschikbare Wi-Fi-
netwerken getoond. Beveiligde
netwerken worden aangegeven met
een vergrendelingspictogram.
3
Tik op een netwerk om er verbinding
mee te maken.