C.3
Storingen
Probleem
Mogelijke oorzaken
De machine wil niet uitklappen
De kraan op de cilinder is gesloten.
• Open de kraan op de cilinder.
De machine klapt niet volledig uit.
De minimale systeemdruk is te hoog ingesteld.
• Stel de druk lager af, zie bijlage C.
De machine valt bij het inzetten te hard op de
grond.
• Stel de daalsnelheid lager af, zie § 4.4.
De machine trekt strepen en beschadigt daar-
mee de zode.
De bodemdruk is te hoog.
• Stel deze lager af, zie § 4.3.
De machine zweeft over de zode.
De bodemdruk is te laag.
• Stel deze hoger af, zie § 4.3.
De hydrauliek reageert niet zoals het hoort.
Er zit lucht in het systeem b.v. na werkzaamheden aan het
hydraulisch systeem.
• Reset het systeem door de machine volledig in en uit te
klappen, zie hoofdstuk 3.
Als de machine vanuit kopakkerstand wordt
opgeklapt, zakt de maaierkneuzer eerst.
Door drukwisselingen zakt de maaierkneuzer eerst.
• Ga door met de procedure (zie hoofdstuk 3), de druk in het
systeem zal verder oplopen, waarna de machine normaal
opklapt.
De machine wil niet opklappen.
De kraan op de cilinder is gesloten.
• Open de kraan op de cilinder.
Bij het afkoppelen van de machine lukt het
niet de hefarmen los te koppelen.
Het hydraulisch systeem staat nog onder druk.
• Neem de druk weg, zie hoofdstuk 6.
Het lukt niet of moeizaam het hydraulisch
systeem drukloos te krijgen.
• Zet de ventielen van de trekker in zweefstand.
• Stel de daalsnelheid hoger in als de druk niet of langzaam
daalt, zie § 4.4.
27
Bijlage C