
36
Bedrijfsklaar maken
• Controleer vóór de ingebruikname het
lichtnet-aansluitkabel (2)
, stekker en verlengsnoer op elektrische en
mechanische schade.
• Basisinstelling van het lasmondstuk controleren
(detail A)
.
•
Extra gewichten (23)
aan de basisplaat ophangen
(detail B)
.
•
Geleidingsstaaf, onderste deel (24)
met
hefboomschroef (26)
monteren.
•
Geleidingsstaaf, onderste deel (24)
met
hefboomschroef (26)
en
geleidingsstaaf,
bovenste deel (27)
met
klemhefboom (25)
in de gewenste positie brengen.
•
Lichtnet-aansluitkabel (2)
in
houder lichtnet-aansluitkabel (12)
ophangen
(detail C)
.
•
Startautomaat
Indien nodig wordt de startautomaat, afhankelijk van de mondstukpositie,
met de
stiftschakelaar (21)
of
draadstift (22)
ingesteld.
Apparaat aan het lichtnet aansluiten.
De lichtnetspanning, die op het apparaat is aangegeven,
moet met de werkelijke lichtnetspanning overeenstemmen.
• Apparaat met de
hoofdschakelaar (17)
inschakelen.
Heteluchtföhn (3)
start automatisch.
• Startbeveiliging uitschakelen,
toets
Toetsenbord (18)
indrukken.
•
Belangrijk: Onderspanning
Wordt de maximale temperatuur niet bereikt, dan moet de luchtstroom met de handbediende
luchtschuif (14)
worden gereduceerd.
Detail A
Detail B
Detail C
6
4
M
FI
230
400
Voer een testlas uit volgens het lasvoorschrift van de fabrikant van het materiaal en nationale normen of
richtlij-nen. Controleer de testlas. Pas de lastemperatuur (lasparameters, pagina 34) naar behoefte aan.
Tips voor de werkzaamheden
Positionering van het apparaat
•
Heteluchtföhn (3)
met
zwenkhefboom (19)
tot aan de aanslag omhoog draaien. De kogeldrukschroef van de
transportbeveiliging
Heteluchtföhn (16)
moet arrêteren.
• Lasautomaat op de overlapping van het lasmateriaal plaatsen. Daarbij moet de buitenkant van de
aandrijf- /
aandrukrol (6)
en de
geleidingsrol (20)
met de overlappingsrand van het lasmateriaal overeenstemmen.
25
24
26
27
12
a
= 40 – 50 mm (1.6 – 2.0 inch)
b
= 1 – 2 mm (0.04 – 0.08 inch)
a
b