CableTracer Pro
35
NL
Deze modus functioneert zonder zender en wordt geactiveerd met de toets 16. Op
het LC-display verschijnt ‚NCV‘. Hier kunnen spanningvoerende leidingen worden
gelokaliseerd.
De elektromagnetische veldsterkte wordt als staafdiagram weergegeven. Het extra
akoestische ontvangstsignaal geeft door middel van de toonhoogte aan hoe ver de
spanningvoerende kabel verwijderd is. Hoe hoger de toon, hoe dichterbij de span
-
ningvoerende kabel. In geval van een externe spanning wordt dit door middel van
het waarschuwingssymbool (Q) aangegeven.
Deze modus werkt alleen met de zender, is na het inschakelen van het apparaat
actief en wordt op het LC-display met ‚SIG‘ aangegeven. Hier voert het apparaat
de instelling van de gevoeligheid automatisch uit om optimale meetresultaten te
behalen. Met de Modus-toets kan deze instelling worden gekozen.
De signaalsterkte verschijnt als staafdiagram en kan numeriek worden afgelezen.
Bovendien geef het akoestische ontvangstsignaal door middel van de toonhoogte
aan hoe ver de gezochte kabel verwijderd is. Hoe hoger de toon, hoe dichterbij de
gezochte leiding. Met de numerieke detailweergave is de meest exacte lokalisatie
van de leiding mogelijk.
De door de zender overgedragen zendcode en het uitgangsvermogen van het zend
-
signaal wordt eveneens weergegeven. In geval van een externe spanning wordt dit
door middel van het waarschuwingssymbool (Q) aangegeven.
Deze modus functioneert alleen met de zender en moet
met de Mode-toets worden geselecteerd. Op het LC-display
verschijnt ‚SENSE‘. Met de pijltoetsen kan de gevoeligheid
worden ingesteld: 1 boog = maximale gevoeligheid; 8
bogen = minimale gevoeligheid. Een vermindering van de
gevoeligheid is zinvol als het meetbereik exacter moet
worden beperkt.
De signaalsterkte wordt eveneens door het uitgangsvermogen
van de zender bepaald. Stel daarom ook het zendlevel in om
de gewenste gevoeligheid aan te passen.
De signaalsterkte verschijnt als staafdiagram en kan numeriek exact worden afgelezen. Bovendien
geef het akoestische ontvangstsignaal door middel van de toonhoogte aan hoe ver de gezochte kabel
verwijderd is. Hoe hoger de toon, hoe dichterbij de gezochte leiding. Met de numerieke detailweergave
is de meest exacte lokalisatie van de leiding mogelijk.
De door de zender overgedragen zendcode en het uitgangsvermogen van het zendsignaal worden
eveneens weergegeven. In geval van een externe spanning wordt dit door middel van het waarschuwings
-
symbool (Q) aangegeven.
Ontvanger RECV: ontvangstmodus instellen
5
5B
5C
5A
Automatische zoekmodus
Handmatige zoekmodus
Herkenning van de netspanning
De geïntegreerde waarschuwing voor externe spanning (Q) in de ontvanger kan een test op
spanningsvrijheid niet vervangen!
!
Q
Summary of Contents for CableTracer Pro
Page 86: ...86...
Page 87: ...CableTracer Pro 87...