6
UITVOERING “ HOLD”-CYCLUS
Tijdens de uitvoering van de cyclus gaat L2 aan, en blijft gedu-
rende de hele cyclus branden. Het display geeft de tempera-
tuur van de kamersonde weer. L2 is uit. Door op de toets P1 te
drukken wordt de cyclus die bezig is geblokkeerd en wordt de
kaart in STANDBY gezet.
10 PERIODEN WAARIN HET APPARAAT NIET WORDT
GEBRUIKT
Doe het volgende als het apparaat langere tijd niet zal worden
gebruikt:
•
Maak het apparaat grondig schoon.
•
Wrijf alle roestvrijstalen oppervlakken in met een doek met
vaselineolie, zodat er een beschermend laagje wordt aan-
gebracht.
•
Laat de deksels open staan.
•
Draai kranen dicht en zet hoofdschakelaars uit die vóór het
apparaat zijn geplaatst.
Doe het volgende als het apparaat lange tijd niet is gebruikt:
•
Controleer het apparaat, alvorens het weer te gebruiken.
•
Laat elektrische apparaten gedurende minstens 60 minuten
op de laagste temperatuur functioneren.
INSTRUCTIES VOOR DE REINIGING
AANWIJZINGEN VOOR DE REINIGING
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
•
Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit (indien
aanwezig), alvorens enige handeling te verrichten.
•
Maak de gesatineerde roestvrijstalen buitenkant dagelijks
schoon.
•
Laat de inwendige delen van het apparaat minstens tweema-
al per jaar schoonmaken door een bevoegd technicus.
•
Reinig het apparaat niet met directe waterstralen of stralen
met hoge druk.
•
Gebruik geen bijtende producten om de vloer onder het ap-
paraat schoon te maken.
GESATINEERDE OPPERVLAKKEN VAN ROESTVRIJ STA-
AL
•
Maak de oppervlakken schoon met een doek of spons met
water en gewone, niet-schurende reinigingsmiddelen. Wrijf
de doek in de richting van de satinering. Spoel de doek vaak
uit en maak het apparaat goed droog.
•
Gebruik geen schuursponzen of andere voorwerpen van
ijzer.
•
Gebruik geen chemische producten die chloor bevatten.
•
Gebruik geen scherpe voorwerpen die de oppervlakken kun-
nen krassen of beschadigen.
INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD
AANWIJZINGEN VOOR DE ONDERHOUDSMONTEUR
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
•
Lees deze handleiding aandachtig door. Hierin vindt u be-
langrijke informatie over de veiligheid bij de installatie, het
gebruik en het onderhoud van het apparaat.
•
Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit (indien
aanwezig), alvorens enige handeling te verrichten.
•
De installatie, aanpassing aan een ander gastype en het on-
derhoud van het apparaat moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd personeel dat hiertoe geautoriseerd is door
de fabrikant, in overeenstemming met de geldende veili-
gheidsvoorschriften en de instructies in deze handleiding.
•
Stel het model van het apparaat vast. Het model staat aan-
gegeven op de verpakking en op het typeplaatje van het ap-
paraat.
•
Installeer het apparaat alleen in vertrekken met voldoende
ventilatie.
•
Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het apparaat niet
af.
•
Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.
11 INBEDRIJFSTELLING
Na de installatie, aanpassing aan een ander gastype of on-
derhoudswerkzaamheden moet de werking van het apparaat
worden gecontroleerd. In het geval van storingen moet de pa-
ragraaf'Oplossen van storingen', verderop in deze handleiding
worden geraadpleegd.
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het ho-
ofdstuk 'INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK', en controleer
het volgende:
•
de stroomwaarden van elke fase.
•
de inschakeling van de verwarmingselementen.
12 OPLOSSEN VAN STORINGEN
Het apparaat wordt niet warm.
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
•
De verwarmingselementen zijn defect.
•
De veiligheidsthermostaat is geactiveerd.
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
13 VERVANGING VAN ONDERDELEN
AANWIJZINGEN VOOR DE VERVANGING VAN ONDER-
DELEN.
•
Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit (indien
aanwezig), alvorens enige handeling te verrichten.
•
Controleer telkens wanneer er een onderdeel van het gascir-
cuit vervangen is of er geen lekken zijn op de verbindingspun-
ten met het circuit zelf.
•
Controleer na de vervanging van een onderdeel van het
elektrische circuit of de verbinding met de bedrading in orde
is.
•
Wees voorzichtig bij het vervangen van de stralingselemen-
ten, en bijzonder goed op hij het hanteren en terugplaatsen
van de onderdelen.
Vervanging van de bedrijfsthermostaat
•
Demonteer het bedieningspaneel.
•
Demonteer en vervang het onderdeel.
•
Monteer alle onderdelen weer. Doe dit door de werkzaamhe-
den voor de demontage omgekeerd uit te voeren.
Vervanging van de veiligheidsthermostaat
•
Verwijder het achterpaneel van het apparaat.