1-fase P266-snelheidbesturing voor condensorventilator
66
LSC-modus
In sommige toepassingen kan een (door de gebruiker
geleverde) lagesnelheidscondensator (LSC) worden
aangesloten op de M3-triac van de P266-besturing
en de bestuurde ventilatormotor (Figuur 3 en Figuur 4).
De lagesnelheidscondensator wordt bij lage spanningen
ingeschakeld om de efficiency en de prestaties van de
ventilatormotor te verbeteren. Schakel de LSC-modus in
wanneer een lagesnelheidscondensator wordt gebruikt.
Opmerking:
Het spanningsbereik
en de microfaradwaarde van de optionele
lagesnelheidscondensator en van de hulpcondensator
die de fabrikant heeft geleverd, moeten gelijk zijn,
maar de waarde van de condensator mag niet
hoger zijn dan 15 microfarad.
Opmerking:
U moet ook de waarde van
de omslagspanningswaarde instellen wanneer er een
lagesnelheidscondensator wordt gebruikt in uw toepassing
met de P266-besturing. Zie
en
De omslagspanningswaarde bepalen
meer informatie over het instellen van
de omslagspanningswaarde.
Modus voor hulpventilatorstanden
U kunt de P266-besturing instellen voor de besturing
(aan/uit) van maximaal drie extra ventilatormotoren
(met vaste snelheid) of ventilatorstanden in combinatie
met de ventilator met variabele snelheid die door
de P266-besturing wordt bestuurd.
Er kunnen drie laagspanningscircuits (Figuur 2)
worden bedraad voor de besturing van de starters
voor de hulpventilatormotoren/-standen. Zie Tabel 2
voor informatie over het instellen van het aantal
hulpventilatoren dat in uw toepassing wordt gebruikt.
In Figuur 7 ziet u een P266-besturing in een
toepassing met één hulpventilator in combinatie met
de ventilator waarvan de snelheid wordt bestuurd.
Wanneer de belasting van de condensator
de uitgangscapaciteit van de bestuurde ventilator
overschrijdt, schakelt de P266-besturing
de hulpventilator in en verandert de begindruk
van de ventilator met de P266-besturing.
Overlappingswaarde voor hulpventilatoren
De overlappingswaarde voor hulpventilatoren
bepaalt het overlappende drukbereik (als
een percentage van het totale drukbereik)
tussen de ventilatorstanden die zijn ingesteld
op de P266-besturing. De overlappingswaarde
is gelijk voor alle hulpventilatorstanden die op de
besturing zijn ingesteld.
Als de overlappingswaarde wordt verhoogd,
wordt de (aan/uit) frequentie van de hulpventilatoren
lager en wordt het drukverschil tussen de
hulpventilatorstanden groter (waardoor het drukbereik
van elke hulpventilatorstand groter wordt).
Opmerking:
Als de P266-besturing is ingesteld
voor gebruik zonder hulpventilatoren, wordt
de overlappingswaarde voor hulpventilatoren niet
gebruikt. Zie Tabel 2 voor informatie over het instellen
van het aantal hulpventilatoren dat in uw toepassing
wordt gebruikt.
Omslagspanningswaarde
De omslagspanningswaarde bepaalt bij
welke spanning de P266-besturing de M3-triac
en de lagesnelheidscondensator in- en uitschakelt
(Figuur 6). Zie
De omslagspanningswaarde bepalen
.
Figuur 6: Werking van
lagesnelheidscondensator
Begindruk Einddruk
0
Begin-
spanning
Eind-
spanning
Lagedrukmodus
uit
S
pa
n
ni
ng n
aar
m
ot
or
Lagedrukmodus
aan
Druk bij sensor
Lagesnelheidscondensator
ingeschakeld
Lagesnelheidscondensator
uitgeschakeld
Sp
an
nin
g n
aa
r m
oto
r
Omslagspanning
OS
F
IG
:p
26
6_
C
V
_
R
el
s
Figuur 7: Ventilator met P266-besturing met
één hulpventilatorstand (aan/uit) voor het
volledige drukbereik
Begindruk
Einddruk
0
Druk bij sensor
Totaal
1e
stand
Uitgang
hulpventilator
% overlapping voor ventilatoren
Uitgang
hulpventilator
plus P266-
ventilator
Verschuiving
P266-
ventilatorstand
Uit
gan
g P
266
-ve
ntil
ato
r
U
itg
angsc
apaci
tei
t
Aa
n
Ui
t
Regelbereik ventilator
F
ig
:Au
x
F
an
Ov
rl
a
p
Uitg
ang
P2
66-
ven
tila
tor