NL-17
JACOBSEN 405 serie: CH
ONDERHOUDS- EN ONDERDELENHANDLEIDING
AFSTELLINGEN
Afb. 18
Afb. 19
6
AFSTELLINGEN
6.1
SNELHEIDSBEGRENZER
De transport- en maaisnelheden kennen een
fabrieksinstelling die ongewijzigd kan blijven.
N.B.
Textron Turf Care kan niet verantwoordelijk
worden gesteld voor prestatievermindering of
machineschade indien deze snelheden worden
bijgesteld buiten het bereik zoals vermeld in de
machinespecificatie.
6.2
ACHTERWIELTOESPOOR
De achterwielen dienen een toespoor van 3,2 mm te
hebben vanaf de voor- naar de achterkant van het
wiel (Afb.18).
1.
Los borgmoeren D bij de kruisverbindingen
aan de binnenzijde van beide achterwielen.
2.
Bij ieder wiel moet trekstang C worden
gedraaid tot het juiste toespoor is bereikt.
3.
Draai borgmoeren D weer vast.
6.3
STUURAS
Gietstuk B behoort aan weerszijden net contact met
pen A te maken (Afb.18).
1.
Los moer F.
2.
Verifieer de stuurbalans door stuuras G in zijn
cilinder te draaien zodat links en rechts
volledige stuuruitslag wordt geproduceerd.
3.
Draai moer F weer vast.
6.4
WISSELSTROOMDYNAMO
De ventilatorriem is goed gespannen wanneer een
halverwege tussen de krukas en de dynamopoelie
uitgeoefende druk van 5 kg een doorbuiging van 5
mm veroorzaakt. Bijstelling gebeurt als volgt:
1.
Los bouten A van de wisselstroomdynamo.
2.
Beweeg de dynamo om de ventilatorriem
strakker of losser te maken.
3.
Draai bouten A weer vast.