16 / 26
P/N 466-5226-EMEA-
ML • REV D • ISS 17SEP18
NL: Installatieblad
WAARSCHUWING:
Belangrijke veiligheidsinformatie. Lees de
bijgesloten waarschuwingen en veiligheidsinformatie.
Beschrijving
In dit installatieblad wordt beschreven hoe u de 433MHz-
raam/deurdetector uit de RF-DC101-serie installeert. De serie
bestaat uit de volgende draadloze detectors:
•
RF-DC101-K4 (wit)
•
RF-DC101B-K4 (mahonie)
U kunt de detector installeren op deuren, ramen en vele
andere voorwerpen die kunnen worden geopend en gesloten.
De detector stuurt signalen naar het controlepaneel wanneer
de afstand, nadat de magneet vlakbij de detector is
gemonteerd, vergroot of verkleint. De detector heeft een wand-
en sabotagekapje voor extra beveiliging.
Afbeeldingen
Afbeelding 1: Het lipje van de batterij verwijderen
(1) Trek aan het lipje
Afbeelding 2: Het kapje van de detector verwijderen
(1) Bovenkap
(2) Duw een kleine schroevendraaier in de opening en til het kapje
omhoog
(3) Montagegat voor schroef van kapje
Afbeelding 3: de batterij plaatsen
Afbeelding 4: Ingang selectiejumper
(1) Ingang selectiejumper
Afbeelding 5: Bedrading extern contact
(1) Raam/deurdetector
(2) EOL-weerstand
(3) Contacten
Afbeelding 6: Bevestigingsgaten
(T) Montagegat voor T-schroef
(T) Montagegat voor L-schroef
Afbeelding 7: Uitlijning detector en magneet
(1) Uitlijningsmarkeringen
Accessoirepakketten
Wit
Mahonie
Verpakking met 10x spacers voor
detector (RF-DC101SR-K4)
Verpakking met 10x spacers voor
detector (RF-DC101BSR-K4)
Verpakking met 10x spacers voor
magneet (RF-DC101SM-K4)
Verpakking met 10x spacers voor
magneet (RF-DC101BSM-K4)
1x grote magneet (RF-DC101BM-
K4)
1x grote magneet (RF-
DC101BBM-K4)
Richtlijnen voor de installatie
Gebruik de volgende installatierichtlijnen:
•
Monteer de detector op het deurkozijn. Monteer de
magneet op de deur. Als u de detector op dubbele deuren
wilt gebruiken, monteert u de detector op de minst
gebruikte deur en de magneet op de andere deur.
•
Plaats de detector, indien mogelijk, op minder dan 60
meter van het paneel. Hoewel een zender een bereik van
meer dan 600 meter kan hebben en buiten een nog groter
bereik, kan de omgeving van de installatie een
aanzienlijke invloed hebben op het bereik van de zender.
Een wijziging in de detectorlocatie kan u helpen om
nadelige storingen van draadloze componenten op te
lossen.
•
Bij montage, zorg ervoor dat de uitlijning pijl op de
magneet wijst naar de uitlijningsmarkering op de sensor,
en de ruimte tussen beide niet groter is dan 1 cm om een
juist “gesloten” status te garanderen op metalen
oppervlakken.
•
Plaats detectors minstens 12 cm boven de grond om
beschadiging te voorkomen.
•
Plaats detectors niet op een locatie waarin ze worden
blootgesteld aan vocht of in omgevingen met
temperaturen lager dan −10°C of hoger dan 55 °C.
•
Bevestig de detector, indien mogelijk, rechtstreeks op een
kozijn. Als dit niet mogelijk is, moet u pluggen gebruiken.
•
Vermijd de montage van detectors op locaties met een
grote hoeveelheid metaal of elektrische bedrading.
•
Als u een extern contact gebruikt, moeten EOL-
weerstanden (end-of-line) altijd zijn verbonden met de
externe contactpunten. Zie
pagina 17 voor de juiste bedradingsgegevens.
•
Monteer detectors niet met dubbelzijdige tape, maar met
behulp van schroeven.
Let op:
Zorg ervoor dat u nooit statisch bent geladen wanneer
u met elektronische onderdelen werkt. Raak een geaard,
metalen oppervlak aan voordat u een printplaat vastneemt of
draag een geaarde polsband.
Programmering
In de volgende procedure wordt beknopt beschreven hoe u de
detector in het paneelgeheugen programmeert. Raadpleeg de
handleiding van het specifieke paneel en/of de ontvanger voor
meer informatie over de programmering.
1. Stel het paneel in op de programmeermode.
2. Selecteer in het menu DETECTORS INLEREN de
geschikte detectiegroep en toegewezen detectornummers.
3. Wanneer u via het paneel wordt gevraagd de detector te
laten afgaan om deze in te leren, verwijdert u het lipje van
de batterij (afbeelding 1) of verwijdert u het kapje van de
detector (afbeelding 2). Plaats indien nodig de batterij in
de houder. Let daarbij goed op de polariteit (afbeelding 3).
4. Het systeem moet aangeven dat de detector wordt
ingeleerd via het display en/of audiosignalen (afhankelijk
van het paneel).
5. Verlaat de programmeermode.
Inputselectie
Op elk willekeurig moment kan slechts één interne
reedschakelaar worden gebruikt.
