4
6
AFVOERLEIDING
Diktes koperen leidingen
(mm)
Nominale
diameters
Uitwendige
diameters
R407C
R410A
1/4
6,35
0,80
0,80
3/8
9,53
0,80
0,80
1/2
12,70
0,80
0,80
5/8
15,88
1,00
1,00
Afmetingen conische moeren
(mm)
B
Nominale
diameters
Uitwendige
diameters
R407C
R410A
1/4
6,35
17
17
3/8
9,53
22
22
1/2
12,70
24
26
5/8
15,88
27/29
29
4.
AFVOERLEIDING
4.1.
ALGEMEEN
LET OP:
-
Maak geen helling omhoog of verhoging voor de
afvoerleiding, omdat dan afvoerwater terugvloeit in de
unit en water in de ruimte lekt wanneer de unit wordt
uitgeschakeld.
-
Sluit de afvoerleiding niet aan op rioolleidingen of
andere afvoerleidingen.
-
Wanneer de gemeenschappelijke afvoerleiding wordt
aangesloten op andere binnenunits, moet de
aansluitpositie van elke binnenunit hoger liggen dan
de gemeenschappelijke leiding. De leiding van de
gemeenschappelijke afvoerleiding moet groot genoeg
zijn voor de grootte van de unit en het aantal units.
-
De afvoerleiding moet worden geïsoleerd als de
afvoer wordt geïnstalleerd op een locatie waar
condens kan vallen dat zich heeft gevormd op de
buitenkant van de afvoerleiding en schade kan
veroorzaken.
De afvoerleiding moet zodanig zijn geïsoleerd dat
geen dampen kunnen ontsnappen en dat er geen
condens wordt gevormd. Naast de binnenunit moet
een aftaphevel worden geplaatst.
-
Deze hevel moet op basis van goede ervaringen
worden ontworpen en gecontroleerd met water
(gevuld) en getest op een juiste doorvoer. Bind of
klem de afvoerleiding niet samen met de
koelmiddelleiding.
OPMERKING:
Installeer de afvoer in overeenstemming met de
nationale en lokale bepalingen.
Nadat u de afvoerleiding en de elektrische bedrading
heeft aangelegd, controleert u of de waterdoorvoer
probleemloos verloopt aan de hand van de volgende
procedure:
Unit controleren zonder afvoermechanisme
-
Giet ongeveer 1,8 liter water in het afvoergedeelte.
-
Controleer of het water gelijkmatig stroomt en of er geen
water lekt. Wanneer u geen water vindt aan het eind van
de afvoerleiding, giet u nogmaals ongeveer 1,8 liter water
in het afvoergedeelte.
OPMERKING:
Let op de dikte van het isolatiemateriaal wanneer u
de leiding aan de linkerkant maakt. Als het materiaal
te dik is, kunt u de leiding niet in de unit plaatsen.
4.2.
AANSLUITING DRAINAGELEIDING
1. De afvoerleiding wordt normaal gesproken aangesloten
aan de rechterkant, gezien vanaf de uitlaatroosters. U
kunt de leiding echter ook aan de linker- of de
achterkant aansluiten.
HP
A
B
C
0.8 ~2.0
45
550
VP16
2.5~
65
800
VP20
2. Wanneer de afvoerleiding aan de linkerkant wordt
aangesloten, verwijdert u het kapje van de linkeraf-
voerleiding en zet u dit kapje op de rechteraf-voerleiding
om de richting van de aansluiting van de afvoerleiding
van rechts naar links te veranderen.
3. Leg een pvc-buis met een buitendiameter van 26 mm
(C) klaar.
Fout: helling omhoog
Fout: gedeelte loopt omhoog
FOUT
Gemeenschappelijke afvoerleiding
Helling naar beneden van
1/25~1/100
Aansluiting van afvoerleiding
GOED
Omtrek van de unit
123
Ø 65 gat voor
aansluiting
achterzijde voor
bedrading en
leidingen
B
Aansluiting afvoerleiding
voor vinyl buis (C)
A
Aansluiting van afvoerleiding wijzigen