NL
30/52
2.10. VERWARMINGSBRANDERS MET INSTELLING VAN SPAARVLAM
(branders zonder piëzo-ontsteking) Bij het wegleggen van de brander moet de
vlam automatisch in de “spaarvlam” overgaan. De instelling van de vlam gebeurt
via de regelschroef van de spaarvlam (6). De uitschakeling van de vlam gebeurt
via de afsluit- en regelklep (2).
2.11. WERKEN MET SOLDEER- EN KRIMPBRANDERS
Luchtventiel
gesloten - krimpvlam
open
- soldeervlam (zie afb . 4).
2.12. VERVANGING VAN DE INZETSTUKKEN
Wanneer u op de knop (7) drukt, komt het inzetstuk los. Tegelijkertijd wordt de
gastoevoer geblokkeerd.
2.13. WERKONDERBREKINGEN
Regelklep (2) sluiten door klep in richting “dicht” (afb . 3) te draaien. De brander
kan op een uitklapbare steunvoet (8) geplaatst worden.
2.14. EINDE VAN WERKEN
•
Ventiel van fi les sluiten
•
Vlam laten uitdoven
•
Afsluit- en regelklep (2) sluiten
•
Hefb oom (3) niet ingedrukt houden
3. MOGELIJKE STORINGEN
Gastoevoer afsluiten in geval van storingen. Gas aanwezig? Regelaar open?
Breekbeveiliging slang geactiveerd? Inzetstuk goed vastgeklikt? Zeef of mond-
stuk van brander verstopt door vuil?
4. HERSTELLINGEN
Herstellingen mogen alleen door de fabrikant of door erkende reparatiewerk-
plaatsen uitgevoerd worden op voorwaarde dat deze originele onderdelen ge-
bruiken.
Eigenmachtig uitgevoerde herstellingen brengen uw veiligheid in gevaar en
doen bovendien de garantie vervallen.
