58/152
NL
Installatie- en testprocedures moeten in overeenstemming zijn met de
normen EN ISO 7396-1 en EN ISO 5359.
7. GEBRUIK
7.1. VÓÓR GEBRUIK
VOORBEREIDING VOOR GEBRUIK VAN DE TU
•
Controleer of de TU (inclusief label) geen zichtbare externe bescha-
digingen vertoont. Bij tekenen van externe beschadiging mag de TU
niet worden gebruikt en moet deze worden gelabeld. Neem contact op
met het verantwoordelijke personeel en bel de onderhoudsafdeling (zie
hoofdstuk 9.2).
•
Controleer visueel of het product schoon is. Als reiniging nodig is, volgt
u de procedures die in deze gebruiksaanwijzing worden beschreven.
De TU mag uitsluitend worden gebruikt voor het op de knop gespecifi-
ceerde gas. Probeer nooit een ander type gas te gebruiken.
7.2. EEN APPARAAT OP DE TU AANSLUITEN
Alle apparaten die met de TU worden gebruikt moeten compatibel zijn
met het gas waar de TU voor bedoeld is.
Zorg er altijd voor dat het apparaat eerst wordt aangesloten en daarna
pas wordt gebruikt op de patiënt.
7.2.1. EEN APPARAAT OP DE TU AANSLUITEN, DIN TYPE (TU MET
PARKEERSTAND)
Duw de sonde (L1) in twee stappen in
de TU:
•
ten eerste de parkeerstand: de son-
de wordt in de TU bevestigd zonder
gasstroom op de uitgang,
•
ten tweede de werkstand: de sonde
wordt in de TU vergrendeld met gas-
stroom op de uitgang.
Zorg er vóór elke toepassing voor dat de sonde in de werkstand is ge-
duwd!
7.2.2. EEN APPARAAT OP DE TU AANSLUITEN, ANDERE TYPES
(CZ, BSI, SS)
Duw de sonde (L2) in de TU en vergren-
del deze in de werkstand. Gasstroom
aanwezig op de uitgang.
L1
L2