Grote slangdiameter
Nippel bij
(a)
afsnijden
[ afb. A2 ]
Gemiddelde slangdiameter
Nippel bij
(b)
afsnijden
[ afb. A3 ]
Kleine slangdiameter
Nippel niet afsnijden
[ afb. A4 ]
Bij gebruik van de grootste slangdiameter heeft de pomp
de maximale doorvoercapaciteit.
Pomp
Art. 9045
Kleine slangdiameter
Art. GARDENA- slangklem
32 mm (1 1/4")
Art. 7194
Gemiddelde slangdiameter
Art. GARDENA- slangklem
38 mm (1 1/2")
Art. 7195
Grote slangdiameter
Art. GARDENA- slangklem
51 mm (2")
Art. 7196
Bij gebruik van de 38 mm (1 1/2")-slang adviseren wij het
gebruik van de GARDENA platte slangset art. 5005 met
10 m slang en slangklem.
Slang via de aansluitnippel aansluiten:
1. Bij gebruik van de grote slangdiameter snijdt u de aan-
sluitnippel
(4)
er bij
(a)
af.
2. Bij gebruik van de gemiddelde slangdiameter snijdt u de
aansluitnippel
(4)
er bij
(b)
af.
3. Schuif de slang over de aansluitnippel
(4)
.
4. Bevestig de slang bijv. met een GARDENA slangklem
op de aansluitnippel
(4)
.
Pompaansluiting monteren [ afb. A5 ]:
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Snijwonden door het loopwiel.
v
Gebruik de pomp alleen met het bochtstuk.
Met behulp van de vergrendelingen
(2)
op het bochtstuk
(1)
kan de slang probleemloos worden verbonden en losge-
maakt.
1. Draai het bochtstuk
(1)
tot aan de aanslag met de wij-
zers van de klok mee in de pomp (wanneer de slang
horizontaal moet worden gelegd, kan het bochtstuk
(1)
er weer tot maximaal een halve slag worden uitge-
draaid).
2. Draai het verbindingsstuk
(3)
in de aansluitnippel
(4)
.
3. Druk de aansluitnippel
(4)
van de slang tot aan de aan-
slag in het bochtstuk
(1)
tot dit hoorbaar en zichtbaar
vastklikt.
De slang is stevig met de pomp verbonden.
3. BEDIENING
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Verwondingsgevaar wanneer het product
onopzettelijk start.
v
Trek de stekker van het product uit het stop-
contact voordat u het product aansluit, instelt
of transporteert.
Water pompen:
Wanneer de pomp niet via de greep kan worden neerge-
laten, moet de pomp altijd met behulp van een touw wor-
den neergelaten. Bevestig het touw door dit door de daar-
voor bestemde ogen te trekken en vast te knopen. Mini-
male dompeldiepte bij ingebruikname, zie 7. TECHNISCHE
GEGEVENS.
De pomp moet zodanig worden neergezet, dat de inlaat-
openingen bij de zuigvoet niet in z’n geheel of gedeeltelijk
door verontreinigingen worden geblokkeerd.
In een vijver dient de pomp bijv. op een baksteen te wor-
den gezet.
Wanneer bij ingebruikname wordt aangezogen dicht bij het
minimale waterpeil, kan het langer duren voordat er water
wordt aangezogen.
1. Dompel de pomp onder.
2. Steek de stekker van de pomp in het stopcontact.
Let op! De pomp kan, afhankelijk van de instelling van
de vlotterschakelaar, direct starten.
Automatische modus met vlotterschakelaar [ afb. O1 ]:
Door de vlotterschakelaar
(5)
in te stellen, kunt
u de schakelhoogtes zelf bepalen. Voor een veilige
werking moet de vlotterschakelaar zich vrij rond de
pomp kunnen bewegen.
Instellen van de in- en uitschakelhoogte [ afb. O1 ]:
De maximale inschakelhoogte en minimale uitschakel-
hoogte (zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS) kunnen worden
aangepast, door de kabel van de vlotterschakelaar in de
vlotterschakelaarver grendeling
(A)
te drukken.
• Hoe hoger de kabel wordt vastgeklemd, des te hoger
zijn in- en uitschakelhoogte.
• Hoe korter de kabel tussen de vlotterschakelaar
(5)
en
de vergrendeling van de vlotterschakelaar
(A)
is, des te
lager wordt de inschakelhoogte en des te hoger wordt
de uitschakelhoogte.
1. Druk de kabel van de vlotterschakelaar
(11)
in een van de
openingen van de vergrendeling van de vlotterschake-
laar
(A)
.
2. Controleer of de pomp automatisch uitschakelt.
LET OP!
v
Om ervoor te zorgen dat het in- en uitschakelen
van de vlotterschakelaar gewaarborgd is,
moet de kabellengte tussen vlot terschakelaar en
vlotterschakelaarvergrendeling min. 10 cm
bedragen.
NL
25
9045-20.960.01.indb 25
02.11.20 15:52
