2 Voorschriften voor de installateur
2.1 Waarschuwing voor de gebruiker
Alle lokale en nationale voorschriften, met name de
voorschriften die verwijzen naar de nationale en
Europese normen, moeten bij de installatie van dit
toestel worden nageleefd.
D e z e i n s ta l l a t i e z a l
, i n i e d e r g e v a l m o e t e n
beantwoorden aan de technische reglementering
volgens en aan de gebruiksaanwijzing die verplichtend
dit toestel begeleidt.
Een slecht geïnstalleerde kachel kan ernstige
i n c i d e n t e n v e r o o r z a k e n
( s c h o o r s t e e n b r a n d ,
ontbranding van isolatiemateriaal op basis van plastic
in wanden enz…).
Degene die de montageinstructies niet aanhoudt is
daar zelf aansprakelijk voor.
De aansprakelijkheid van de Fabrikant is beperkt tot de
levering van het materiaal.
2.2 Het lokaal
Ventilatie
: Voor een goede werking met
natuurlijke
trek
, controleer dat er genoeg lucht die nodig is voor de
verbranding aanwezig is in het vertrek waar de kachel
zich bevindt.
In dat geval bevindt de woning zich in een lichte
onderdruk en dient er aan de buitenzijde behalve de
schoorsteen een extra luchtinlaatsysteem geplaatst te
worden dat
niet afgesloten
kan worden en een
doorsnede heeft van minstens 50 cm²
Plaats van het apparaat :
Kies een plaats in het
midden van de woning zodat de warme convectielucht
goed in het belangrijkste vertrek verdeeld wordt.
De verspreiding van de warme lucht naar de andere
vertrekken gebeurt via de tussendeuren.
Deze onderdelen moeten een onderdruk hebben of
voorzien zijn van niet afstelbare ventilatieroosters die
zodanig geplaatst dienen te worden dat zij
niet
verstopt
kunnen raken, teneinde de circulatie van
warme lucht te bevorderen.
Vloer en wanden :
Kontroleren dat de vloer het gewicht
kan verdragen van de totale last bestaande uit de
toestel.
Zorg ervoor dat zij niet bestaan uit of bedekt zijn met
ontvlambaar materiaal of verslechteren onder invloed
van de warmte (behang, tapijt, lambrisering, lichte
wanden met isolatie op basis van plastic).
Let goed op dat u genoeg ruimte vrijlaat ten
opzichte van wanden van ontvlambaar materiaal
( # A, B en C, fig. 2) aan de wanden in niet-brandbaar
materiaal (D, fig. 2). Plaats geen brandbare
voorwerpen, gordijnen, behang enz... rondom het
apparaat.
2.3 Afvoerleiding
B e s t a a n d e l e i d i n g :
D e a f v o e r l e i d i n g m o e t
overeenkomen met de geldende reglementaire teksten
en regels van het vak.
-
Het rookuitlaatkanaal moet in goede staat verkeren en
genoeg trek mogelijk maken (Zie tabel bladzijde 3).
-
De leiding moet
overeenkomen
met het gebruik dat
men ervan gaat doen, zo niet zal de leiding verbuisd
moeten worden.
-
D e l e i d i n g m o e t
z u i v e r
z i j n e n r e g e l m a t i g
onderhouden worden ; de schoorsteen vegen met een
metalische borstel “Schoorsteenvegersragelbol” om
het roet te verwijderen en het teer los te maken.
-
De leiding moet een voldoende
thermische isolatie
hebben ; een leiding waarvan de binnenwanden koud
zijn maakt de thermische trek onmogelijk en
veroorzaakt kondensatie.
-
De rookleiding moet absoluut dicht zijn en van
n o r m a l e e n o n v e r a n d e r l i j k e d o o r s n e d e z i j n
(bijvoorbeeld 2,5 dm
2
). Een leiding die te breed is kan
de thermische trek vernietigen.
4
Gebruiksaanwijzing “1217”
“GASCON” - ref. 134 13 18
Voorschriften voor de installateur
7 0 0 m m
6 5 0 m m
1 5 0 m m
1 5 0
m m
1 5 0
m m
7 0 0
m m
6 5 0 m m
B
D
A
7 0 0 m m
6 5 0 m m
C
Figuur 2 - Minimale veiligheidstafstand