116
NLD
Montage en gebruikshandleidingen
4.7.1 ELEKTRISCHE VERWARMINGSMODUS
In deze modus is de elektrische bijverwarming het enige verwarmingsapparaat
dat gebruikt wordt. De watertemperatuur kan worden ingesteld tussen 30 °C
en 70 °C.
4.7.2
‘‘WARMTEPOMP’’ BEDRIJFSMODUS
Verwarming van water is alleen gegarandeerd wanneer de temperatuur van de
inlaatlucht tussen de -10 °C en 35 °C ligt. Als deze modus wordt geselecteerd
is de warmtepomp het enige verwarmingsapparaat dat gebruikt wordt. De
watertemperatuur kan worden ingesteld tussen 30 °C en 60 °C. Bij zeer lage
temperaturen wordt de vorstbeveiliging geactiveerd.
4.7.3
‘‘COMBI’’ BEDRIJFSMODUS
In deze modus worden de twee interne verwarmingsapparaten afhankelijk
van de situatie gebruikt: de warmtepomp en de elektrische bijverwarming.
De watertemperatuur kan worden ingesteld tussen 30 °C en 70 °C. Als de
watertemperatuur in het vat lager wordt dan 60 °C en de temperatuur van
de inlaatlucht tussen de -10 °C en 35 °C is, is de warmtepomp het enige
verwarmingsapparaat dat gebruikt wordt. Anders wordt de elektrische
bijverwarming ingeschakeld.
4.8 SUBMENU ‘‘SET’’ - INSTELLINGEN
In het submenu ‘‘Set’’ kunt u verschillende parameters instellen:
•
Datum
•
Prog - Bedrijfstijden
•
Leg - Legionella
•
Duct - gebruik van kanalen
•
Purg - Afvoer
•
Fset - Standaardinstellingen
am
pm
auto
man
prog
kWh
1 2 3 4 5 6 7
0
6
12
18
24
am
pm
auto
man
prog
kWh
1 2 3 4 5 6 7
0
6
12
18
24
am
pm
auto
man
prog
kWh
1 2 3 4 5 6 7
0
6
12
18
24
am
pm
auto
man
prog
kWh
1 2 3 4 5 6 7
0
6
12
18
24