ATLAS D ECO 5
6
UNIT
57
NL
cod. 3541Q961 - Rev. 00 - 09/2019
Regeling pompdruk
De pomp is in de fabriek reeds afgesteld op 12 bar. Gebruik voor de controle van de druk
een manometer in oliebad. De druk kan worden ingesteld tussen 11 en 14 bar.
fig. 24- Pomp ITALPUMP
fig. 25- Pomp DANFOSS
1.
Inlaat Ø1/4”
2.
Retour Ø1/4”
3.
Toevoer diesel olie Ø1/8”
4.
Regeling van de druk
5.
Aansluiting manometer Ø1/8”
6.
Aansluiting vacuümmeter Ø1/8”
Regeling verbrandingskop
De kop wordt afgesteld met de schroef
1
volgens de aanwijzingen in de index
2
.
fig. 26
Regeling luchtschuif
Nadat de schroef
3
is losgedraaid met de schroef
1
, wordt de verbrandingslucht afge-
steld volgens de aanwijzingen in de index
2
. Blokkeer de schroef
3
na de afstelling.
fig. 27
Plaats elektroden - deflector
Nadat de sproeier gemonteerd is, moet worden gecontroleerd of de elektroden en de de-
flector correct geplaatst zijn volgens de hieronder aangegeven maten. Het is wenselijk
de maten telkens opnieuw te controleren nadat er een ingreep op de kop gepleegd is.
fig. 28- Plaats elektroden - deflector
4.2 Inwerkingstelling
B
Controles die uitgevoerd moeten worden bij de eerste ontsteking en naar aan-
leiding van alle onderhoudswerkzaamheden die afsluiting van de installaties
met zich meebrengen, of na een ingreep op de veiligheidsinrichtingen of delen
van de verwarmingsketel:
Alvorens de verwarmingsketel te ontsteken
•
Zet eventuele afsluitkleppen tussen verwarmingsketel en installaties open.
•
Controleer of het brandstofsysteem lekdicht is.
•
Controleer of het expansievat goed voorbelast is
•
Vul de hydraulische installatie en zorg ervoor dat de verwarmingsketel en de instal-
latie volledig ontlucht zijn door de ontluchtingsklep op de verwarmingsketel en de
eventuele ontluchtingskleppen op de installatie te openen.
•
Controleer of er geen waterlekken in de installatie, de circuits van het sanitaire wa-
ter, de verbindingen of de verwarmingsketel zitten.
•
Controleer of de elektrische installatie goed is aangesloten en de aarding naar
behoren is uitgevoerd.
•
Controleer of er zich in de buurt van de verwarmingsketel geen ontvlambare vloei-
stoffen of materialen bevinden.
•
Monteer de manometer en de vacuümmeter op de branderpomp (deze moeten wor-
den verwijderd na de inwerkingstelling)
•
open de afsluiters langs de olieleiding
Aanzetten
fig. 29 - Aanzetten
A
Bij het sluiten van de thermostaatlijn begint de brandermotor samen met de pomp te draaien: alle
aangezogen olie wordt naar de retourleiding gestuurd. Tevens werken de branderventilator en de
ontstekingstransformator, d.w.z. dat de volgende fasen plaatsvinden:
•
voor-ventilatie van de vuurhaard.
•
voorspoelen van een deel van het oliecircuit.
•
voor-ontsteking, met ontlading tussen de elektrodenpunten.
4
5
6
3
3
2
1
5
6
3
2
4
1
1
2
IT
MAX
MIN
AIR
STOP
LUFT
AIRE
ARIA
AIR
1
2
4
M
A
X
M
I
N
AIR
STOP
LUFT
AIRE
ARIA
AIR
1
2
4
3
2
1
3
6÷6,5
2÷3
2÷3
VE
G
P
VE
G
P
A
B