
6
De ventilator kan op twee manieren op het stroomnet worden aangesloten:
•
rechtstreeks op de centraaldoos in het plafond;
•
op een afstandje van de centraaldoos in het plafond. Er moet dan een verlengdraad
tussen de ventilator en de centraaldoos in het plafond worden gebruikt.
Centraaldoos plafond
WAARSCHUWING
Bevestig de ventilator aan het plafond. Bevestig de ventilator niet aan de
centraaldoos in het plafond. De centraaldoos in het plafond is niet sterk
genoeg om de ventilator te dragen.
Installeer het apparaat over een centraaldoos in het plafond. Sluit de bedrading uit het
plafond rechtstreeks aan op de lasdoos van het apparaat.
1.
Teken op het plafond de vier gaten voor de
ophangbeugel af. Teken de gaten af op een
stevige balk of op het beton.
2.
Controleer met behulp van een leidingzoeker
waar bedrading aanwezig is. Let op dat u
tijdens het boren van de gaten in het plafond
geen bedrading raakt.
3.
Boor de gaten op de afgetekende plaatsen.
Gebruik een boortje van Ø5 mm.
4.
Druk in elk van de vier gaten een plug
(Afbeelding 4, pos. 1).
5.
Zet met de kruiskopschroeven (Afbeelding 4,
pos. 3) en de ringen (Afbeelding 4, pos. 4) de
ophangbeugel (Afbeelding 4, pos 2) vast
tegen het plafond.
6.
Zorg dat u beide handen vrij heeft tijdens het
aansluiten van de bedrading:
Afbeelding 4
•
hang de ventilator tijdelijk aan de
ophangbeugel met een stukje touw of
een tie-wrap, of;
•
laat iemand anders de ophangbeugel
dicht bij de ophangbeugel vasthouden.
7.
Sluit de bedrading uit de centraaldoos in het
plafond aan op de lasdoos in de ventilator:
•
Bruine draad: fasedraad (Afbeelding 5,
pos. 3);
•
Geel-groene draad: aardedraad
(Afbeelding 5, pos. 2);
•
Blauwe draad: nuldraad (Afbeelding 5,
pos. 1).
8.
Maak de lasdoos goed dicht.
Afbeelding 5