NL
- 78 -
reedschap in ambachtelijke of industriële bedrij-
ven alsmede bij gelijk te stellen activiteiten wordt
gebruikt.
4. Technische gegevens
Netaansluiting: ............................... 230 V ~ 50 Hz
Motorvermogen kW: ....................................... 1,1
Compressor-toerental 1/min: ....................... 2850
Bedrijfsdruk bar: ................................................. 8
Drukvatcapaciteit (in liter): ................................ 24
Theor. aanzuigvermogen l/min: ...................... 140
Geluidsvermogen L
WA
in dB: ............................. 92
Onzekerheid K
pA
...........................................2 dB
Beschermklasse: .......................................... IP20
Gewicht van het apparaat in kg: .................. 20 kg
Geluid
De geluidsemissiewaarden zijn bepaald conform
EN ISO 2151.
5. Vóór inbedrijfstelling
Waarschuwing!
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van
het stroomnet alvorens het gereedschap aan te
sluiten.
•
Controleer het toestel op transportschade.
Eventuële schade onmiddellijk aangeven aan
de vervoeronderneming waarmee de com-
pressor werd geleverd.
•
De compressor dient nabij de verbruikers te
worden geïnstalleerd.
•
Vermijd lange luchtkabels en toevoerleidin-
gen (verlengingen).
•
Let op droge en stofvrije aanzuiglucht.
•
De compressor niet in een vochtige of natte
ruimte installeren.
•
De compressor mag slechts in gepaste
ruimten (goed geventileerd, omgevingstem-
peratuur +5°C - +40°C) worden gebruikt. In
de ruimte mogen geen stof, zuren, dampen,
explosieve of ontvlambare gassen zijn.
•
De compressor is geschikt voor gebruik in
droge ruimten. Hij mag niet worden gebruikt
in zones waarin met spatwater wordt gewerkt.
•
Gebruik het toestel alleen op een vaste en
effen ondergrond.
•
Gebruik flexibele slangen om een overbren-
ging van ontoelaatbare lasten op het buislei-
dingsysteem aan de verbinding van de com-
pressorinstallatie naar het buisleidingsysteem
te vermijden.
•
Het is noodzakelijk om vóór het inbedrijfstel-
len van de compressorinstallatie afscheiders,
opvanginrichtingen en afvoermogelijkheden
te voorzien, die vereist zijn voor de bewerking
van de door de compressor geproduceerde
vloeistoffen.
•
Toevoerslangen moeten bij drukken hoger
dan 7 bar met een veiligheidskabel (bijv. een
draadkabel) worden uitgerust.
6. Montage en ingebruikneming
Let op!
Voor ingebruikneming het apparaat zeker
volledig monteren!
6.1 Montage van de wielen (3)
De bijgaande wielen dienen te worden gemon-
teerdzoal getoond in
fi
g. 3.
6.2 Montage van de standvoet (4)
De bijgaande rubberbu
ff
er dient te worden ge-
monteerd zoal getoond in
fi
g. 4.
6.3 Netaansluiting
Alvorens het apparaat in gebruik te nemen dient
u er zich van te vergewissen dat de netspanning
overeenkomt met de bedrijfsspanning vermeld op
het kenplaatje van het apparaat. Lange toevoer-
leidingen alsmede verlengkabels, kabeltrommels
enz. leiden tot spanningsverlies en kunnen het
starten van de motor beletten. Bij temperaturen
onder +5°C start de motor eventueel moeilijk ten
gevolge van stroefheid.
6.4 AAN/UIT-schakelaar (8)
U schakelt de compressor in door de knop (8) uit
te trekken.
Om de compressor uit te schakelen moet u de
knop (8) indrukken. (
fi
g. 2)
6.5 Drukafstelling: (
fi
g. 1)
•
Met de drukregelaar (7) kan de druk op de
manometer (6) worden afgesteld.
•
De afgestelde druk kan op de snelkoppeling
(5) worden ontnomen.
Anl_TH_AC_200_24_OF_SPK9.indb 78
Anl_TH_AC_200_24_OF_SPK9.indb 78
26.03.2018 16:05:19
26.03.2018 16:05:19