NL
- 132 -
5.9 Accu-capaciteitsindicatie
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsin-
dicatie. De accu-capaciteitsindicatie signaleert u
de laadtoestand van de accu aan de hand van 3
LEDs (afbeelding 13b).
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De accu werd diep ontladen en is defect. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt en geladen
worden!
5.10 Laden van de accu met de lader
1. Vergelijk of de netspanning vermeld op het
typeplaatje overeenstemt met de beschikbare
netspanning. Steek de netstekker van de
lader (23) in het stopcontact. De groene LED
begint te knipperen.
2. Steek de accu (22) op de lader (23) (afbeel-
ding 13a).
3. Onder punt ‘Indicatie lader’ vindt u een tabel
met de betekenissen van de LED-indicatie
aan de lader.
Tijdens het laden kan de accu iets warm worden.
Dit is echter normaal.
Mocht het laden van de accupack niet mogelijk
zijn, controleer dan
•
of aan het stopcontact de netspanning voor-
handen is,
•
of een foutloos contact aan de laadcontacten
voorhanden is.
Indien het laden van de accupack nog altijd niet
mogelijk is, dan verzoeken wij u
•
de lader
•
en de accupack
op te sturen aan onze klantendienst.
Voor een deskundige verzending verzoeken
wij u contact op te nemen met onze klan-
tendienst of het verkooppunt waar u het ap-
paraat heeft aangekocht.
Zorg er bij de verzending of verwerking van
accu’s resp. het accu apparaat voor dat deze
afzonderlijk worden verpakt in plastic zakken,
om kortsluitingen en brand te vermijden!
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het raadzaam om op tijd voor het
herladen van de accupack te zorgen. Dit is in elk
geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit helemaal. Dat leidt tot een defect
van de accupack!
6. Bediening
6.1 Hoofdschakelaar
De maairobot is uitgerust met een hoofdscha-
kelaar (7). Schakel de maairobot met de hoof-
dschakelaar (7) in (ON) en uit (OFF) (afbeelding
8). Na het inschakelen van de maairobot wordt
deze met de PIN vergrendeld.
6.2 Bedieningsveld
De maairobot werd reeds in de fabriek gepro-
grammeerd en standaard instellingen daaraan
zijn uitgevoerd. Deze kunnen indien nodig echter
worden veranderd. Ook al zijn de fabrieksinstellin-
gen geschikt voor de meeste tuinen, u moet zich
toch vertrouwd maken met de beschikbare opties.
Verklaring van de LEDs van het bedienings-
veld (afbeelding 9a)
50. Tijd-LEDs: indicatie van de dagelijkse maaiti-
jd
51. Vergrendelings-LED: indicatie van de toetsb-
lokkering
52. Accu-LED: indicatie van de toestand van de
accu
53. Alarm-LED: indicatie van fouten
Verklaring van de toetsopties van het bedie-
ningsveld (afbeelding 9b)
60. POWER-toets: in- en uitschakelen van de
maairobot
61. Toets ‘OK’
62. Toets ‘SET WORK TIME / 1’
63. Toets ‘START / 2’
64. Toets ‘HOME / 3’
65. Toets ‘4’ / Vergrendelingstoets
Anl_FREELEXO_BT_SPK9.indb 132
Anl_FREELEXO_BT_SPK9.indb 132
12.10.2020 16:55:53
12.10.2020 16:55:53