Let op:
Als niet alle lucht uit de zak verwijderd is, kan er lucht in het
vaatstelsel van de patiënt terechtkomen wanneer de zak is
leeggelopen.
8. Sluit de rolklem op de IV-set en verbind de IV-set met de IV
spoelzak. Hang de zak ongeveer 60 cm boven de patiënt. Deze
hoogte geeft ongeveer 45 mmHg druk om de opstelling te voeden.
9. Vul de druppelkamer voor de helft met spoeloplossing door op de
druppelkamer te knijpen. Open de rolklem.
10. De stroming wordt gestart door aan de snelsluiting te trekken en
gestopt door de snelsluiting weer te lossen.
11. Voor kits met aangesloten IV-sets, open de sensorontluchtingspoort
door aan het stopkraantje te draaien. Stuur de spoeloplossing eerst
door de sensor en weer naar buiten door de ontluchtingspoort, en
vervolgens door de rest van de kit door aan de juiste stopkraantjes te
draaien. Verwijder alle luchtbellen.
Let op:
Luchtbellen in de opstelling kunnen een aanzienlijke
verstoring van de drukgolfvorm of luchtembolieën veroorzaken.
12. Vervang alle open dopjes op de zijpoorten van de stopkraantjes door
gesloten dopjes.
13. Monteer de sensor op een IV-standaard met de geschikte klem en
houder. Breng de sensor op zijn plaats in de houder.
14. Breng de zak met IV spoeloplossing onder druk. Het debiet zal
variëren naargelang de druk over de spoelinrichting. Debiet met een
IV-zak onder een druk van 300 mmHg: 3 ± 1 ml/u.
15. Sluit de drukslang aan op de katheter volgens de instructies van de
fabrikant.
16. Spoel het systeem volgens de voorschriften van het ziekenhuis.
Let op:
Na elke snelspoeling dient men de druppelkamer te
controleren om na te gaan of de continuspoelsnelheid in orde is (zie
Complicaties
).
Nulpuntinstelling en IJking
1. Regel de hoogte van de sensorontluchtingspoort (het vloeistof-lucht
grensvlak) overeenkomstig de kamer waar de druk wordt gemeten.
Bijvoorbeeld bij hartmonitoring, nulpunt instellen op de hoogte van
de rechterboezem. Dit is op de flebostatische as, die wordt bepaald
door de snijding van de midaxillaire lijn en de vierde
intercostaalruimte.
2. Verwijder het gesloten dopje en open de ontluchtingspoort naar de
atmosfeer.
3. Stel de drukmonitor zo in dat hij nul mmHg aanduidt.
4. Controleer de ijking van de drukmonitor door middel van de
methode, aanbevolen door de fabrikant van de monitor.
5. Sluit de ontluchtingspoort naar de atmosfeer en breng het gesloten
dopje terug aan.
6. Het systeem is nu klaar voor de drukmonitoring.
Dynamische respons testen
De dynamische respons van het systeem kan worden getest door naar
de drukgolfvorm te kijken op een oscilloscoop of monitor. De
dynamische respons van de katheter, monitor, kit en sensorsysteem kan
naast het bed van de patiënt worden bepaald nadat het systeem is
gespoeld, verbonden met de patiënt, op het nulpunt is ingesteld en
geijkt. Een vierkantegolftest kan worden uitgevoerd door aan de
snelsluiting te trekken en deze meteen weer los te laten.
Opmerking:
Een slechte dynamische respons kan het gevolg zijn van
luchtbellen, klonters, te lange slangen, te buigzame drukslangen,
slangen met kleine doorlaat, loszittende aansluitingen of lekken.
Routineonderhoud
Volg de voorschriften en procedures van het ziekenhuis voor de
frequentie van de nulpuntinstelling van de sensor en drukmonitor en
voor de vervanging en het onderhoud van de drukmonitoringlijnen. De
FloTrac sensor is vooraf geijkt en vertoont een verwaarloosbare
afwijking in de tijd (zie
Specificaties
).
1. Stel de nuldrukreferentie bij, telkens de hoogte van de patiënt wordt
veranderd.
Let op:
Wanneer het nulpunt of de nauwkeurigheid wordt
gecontroleerd, dient men na te gaan of de gesloten dop is verwijderd
alvorens de sensorontluchtingspoort naar de atmosfeer te openen.
2. Controleer het vloeitraject regelmatig op luchtbellen. Zorg ervoor dat
de aansluitlijnen en stopkraantjes goed vastzitten.
3. Controleer de druppelkamer regelmatig om te zien of de
continuspoelsnelheid goed is.
4. De centra voor ziektecontrole raden aan wegwerp- of herbruikbare
drukopnemers te vervangen om de 96 uur. Vervang andere
componenten van het systeem, zoals de slangen,
continuspoelinrichting en spoeloplossing, wanneer de sensor wordt
vervangen.
Waarschuwingen
•
Gebruik de spoelinrichting niet tijdens intracraniële
drukmonitoring.
•
De hoge drukken die door een infusiepomp kunnen worden
veroorzaakt bij bepaalde debieten, kunnen de beperking van de
spoelinrichting opheffen en leiden tot een snelle spoeling met
het debiet van de pomp.
•
Laat geen luchtbellen in de opstelling binnendringen, vooral
niet wanneer arteriële drukken worden gemeten.
•
Vermijd contact met elke lokaal aangebrachte crème of zalf die
polymere materialen aantast.
•
Elektrische aansluitingen mogen niet in contact komen met
vloeistoffen.
•
De herbruikbare kabel is niet geschikt voor de autoclaaf.
22