![Dräger drager X-dock 5300 Instructions For Use Manual Download Page 79](http://html1.mh-extra.com/html/drager/drager-x-dock-5300/drager-x-dock-5300_instructions-for-use-manual_2526498079.webp)
Basis
Dräger X-dock 5300/6300/6600
79
Voor de X-am 2000 kan tussen 3 verschillende testgassen
worden gekozen, die ook voor de kalibratie en de test worden
ingezet. Gekozen kan worden uit methaan (CH
4
), propaan
(C
3
H
8
) en pentaan (C
5
H
12
). Afhankelijk van het gekozen gas
is de sensor gekalibreerd met een andere gevoeligheid. Meer
informatie hierover vindt u in de betreffende
sensorinformatiebladen.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij propaan en pentaan
een optie voor “verhoogde gevoeligheid” in te stellen. Door
deze optie wordt de gevoeligheid kunstmatig verhoogd, om de
sensoren zo te kalibreren, dat deze ongeveer de nonaan-
gevoeligheid hebben (dus een gevoeligheid die ze zouden
hebben als ze met nonaan gekalibreerd zouden zijn). Meer
informatie over het onderwerp dwarsgevoeligheidskalibratie
vindt u in de betreffende sensorinformatiebladen.
Om het testgas voor X-am 2000 te selecteren:
1.
X-am 2000
selecteren.
2. Gewenst testgas uit de lijst selecteren.
U kunt kiezen uit:
Methaan - CH
4
(standaardinstelling)
propaan - C
3
H
8
pentaan - PENT
Bij propaan en pentaan kan bovendien de optie
“verhoogde gevoeligheid” (dampgevoeligheid) worden
geactiveerd.
3. Selectie met
OK
bevestigen.
Om de verse-luchtinlaat in te stellen:
1.
Verse lucht
selecteren.
2. Pomp (verse-luchtinlaat; standaardinstelling) of
persluchtinlaat selecteren.
3. Selectie met
OK
bevestigen.
Onder
Expertinstellingen
kunnen de volgende waarden
worden ingesteld:
Maximale concentratie voor snelle bumptest negeren
Testgedrag bij ontbrekende testgassen instellen
Om de door Dräger aanbevolen max. toegestane concentratie
voor de snelle bumptest te negeren:
1.
Max. conc. voor BTQ negeren
selecteren.
2. Selectievakje activeren (standaardinstelling:
gedeactiveerd).
3. Selectie met
OK
bevestigen.
Als deze functie geactiveerd wordt, kunnen voor de snelle
bumptest hogere testgasconcentraties dan door Dräger
aanbevolen worden gebruikt.
Om het testgedrag bij ontbrekende testgassen in te stellen:
1.
Ontbrekend gas
selecteren.
2. Selectievakje activeren (standaardinstelling: activeerd).
3. Selectie met
OK
bevestigen.
Met deze functie kan worden ingesteld of een test of een
kalibratie ook moet worden uitgevoerd, als een benodigd
testgas niet aangesloten is.
Om het testgas voor Pac 7000 OV te selecteren:
1.
Pac 7000 OV
selecteren.
2. Gewenst testgas uit de lijst selecteren.
U kunt kiezen uit:
Ethyleenoxide - EO (standaardinstelling)
Koolstofmonoxide - CO
3. Selectie met
OK
bevestigen.
Om de vulpeilcontrole van de cilinder in te stellen:
1.
Vulstandbew.
selecteren.
2. Controlevakje
Vulstandbew.
activeren of deactiveren.
3. Selectie met
OK
bevestigen.
Om de vulpeilcontrole van de cilinder voor een nieuwe
testgascilinder resetten:
1. Nieuwe testgascilinder testgasaansluiting aansluiten.
2.
>
Testgasconfiguratie v. station
selecteren.
3. Gewenste testgasinlaat selecteren.
4.
Meer keuzemogelijkheden
selecteren en selecteren,
om de vulpeilcontrole van de cilinder te resetten.
AANWIJZING
Het betreffende gas moet aan één van de gasinlaten
aangesloten en in de gasconfiguratie ingesteld zijn.
i
i
WAARSCHUWING
Deze functie mag uitsluitend door geschoold en
vakkundig personeel worden geactiveerd, omdat een
onjuist gekozen testgasconcentratie tot een positie
testresultaat kan leiden, hoewel het
gasmeetinstrument te laat alarm slaat.
WAARSCHUWING
Als deze functie is gedeactiveerd, wordt het
betreffende kanaal niet getest resp. gekalibreerd.
AANWIJZING
De vulpeilcontrole is alleen beschikbaar voor cilinders
die via een Dräger artikelnummer werden
geconfigureerd.
!
!
i
i