05
3. BASISFUNCTIES GEBRUIKEN
3.1 BASISBEDIENING
LET OP
Zorg voor gebruik dat het apparaat is aangesloten op een stroomvoorziening.
Modus
AUTO:
Selecteer de modus AUTO Stel de gewenste temperatuur in
Schakel de airconditioner in
Mode
OPMERKING:
1. In de modus AUTO voor het warmtepompsysteem kan de airconditioner zelf bepalen welke
modus te kiezen (Cool [koelen], Heat [verwarmen] of Fan [ventilator]) door de huidige
kamertemperatuur te meten en te vergelijken met de ingestelde temperatuur.
2. In de modus AUTO voor het koelsysteem kan de airconditioner zelf bepalen welke modus te
kiezen (Cool of Fan) door de huidige kamertemperatuur te meten en te vergelijken met de
ingestelde temperatuur.
3. In de modus AUTO kan de ventilatorsnelheid niet worden ingesteld.
Modus
COOL
of
HEAT
Selecteer de modus
COOL/HEAT
Stel de temperatuur in
Stel de
ventilatorsnelheid in
Schakel de
airconditioner in
Mode
Fan
Modus
DRY
Selecteer de modus DRY
Stel de temperatuur in
Schakel de airconditioner in
Mode
OPMERKING:
In de modus DRY wordt de ventilatorsnelheid automatisch geregeld en kan daarom niet
worden ingesteld.
Modus
FAN
Selecteer de modus FAN
Stel de ventilatorsnelheid in
Schakel de airconditioner in
Mode
Fan
On/Off