Zodra het apparaat ingebouwd is, plaats dan de achterkant van
de inbouwkast tegen de muur. Dit om toegang tot het compressor-
compartiment te voorkomen.
Voor een goede werking van het apparaat is een adequate
luchtcirculatie noodzakelijk. Dit is nodig om de condensor, die zich
aan de achterkant van het apparaat bevindt, voldoende te koelen.
Daarom moet de inbouwkast aan de achterzijde van 'luchtkanaal'
voorzien zijn. De bovenste opening ervan mag niet afgesloten
zijn en de sleuf aan de voorzijde moet afgedekt worden met een
ventilatierooster.
540 mm
50 mm
380 mm
50 mm
Het apparaat is uitgerust met koppelelementen voor het koppelen van de
deuren van het apparaat met de panelen van de inbouwkast (geleider).
50 mm
20
KOPPELEN VAN DE PANELEN VAN DE
INBOUWKAST AAN DE DEUREN VAN HET
APPARAAT
Bevestig de geleider aan de binnenzijde van het deurpaneel van de
inbouwkast. Doe dit op de gewenste hoogte en op ca. 20 mm van de rand
van de deur.
Open de deuren van de inbouwkast en die van de koelkast. Plaats de
geleider op de inbouwkastdeur in de glijschuif, en positioneer deze
glijschuif vervolgens op de deur van de koelkast.
Markeer de bevestigingspunten voor de schroeven en boor de gaatjes
(boordiameter 2,5 mm).
Verbind de deur van het apparaat met het deurpaneel van de inbouwkast.
Gebruik hiertoe de geleiders als richtlijn.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR EEN
JUISTE WERKING
Afmetingen van de ventilatieopeningen.
31 NL
Ruimte die tussen de inbouwkast en het plafond moet worden
aangehouden.