Nederlands |
69
1 609 929 J82 • 6.6.07
Montage
Batterijen inzetten of vervangen
Gebruik uitsluitend alkalimangaanbatterijen of oplaadbare batterijen.
Met 1,2 V accucellen zijn minder metingen mogelijk dan met 1,5 V batterijen.
Als u het batterijvakdeksel
15
wilt openen, drukt u op de vergrendeling
14
in de richting van de pijl en verwijdert u het batterijvakdeksel. Plaats de
meegeleverde batterijen. Let daarbij op de juiste poolaansluitingen, zoals
aangegeven op de binnenzijde van het batterijvak.
Als het batterijsymbool
voor het eerst in het display verschijnt, zijn nog
minstens 100 metingen mogelijk. Als het batterijsymbool knippert, moet u
de batterijen vervangen. Metingen zijn niet meer mogelijk.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik alleen batterijen van één
fabrikant en met dezelfde capaciteit.
f
Neem de batterijen uit het meetgereedschap als u het langdu-
rig niet gebruikt.
Als de batterijen lang worden bewaard, kunnen deze
gaan roesten en leegraken.
Gebruik
Ingebruikneming
f
Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel zonlicht.
f
Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme temperatu-
ren of temperatuurschommelingen.
In- en uitschakelen
Als u het meetgereedschap wilt
inschakelen
, drukt u op de aan/uit-toets
12
of op de toets Meten
8
. Bij het inschakelen van het meetgereedschap
wordt de laserstraal nog niet ingeschakeld.
Als u het meetgereedschap wilt
uitschakelen
, drukt u op de aan/uit-
toets
12
.
Na ca. 5 minuten zonder het uitvoeren van een meting wordt het meetge-
reedschap automatisch uitgeschakeld om de batterijen te sparen.
Als er een meetwaarde is opgeslagen, blijft deze na het automatisch uit-
schakelen bewaard. Na het opnieuw inschakelen van het meetgereed-
schap wordt
„M”
in het display weergegeven.
Meten
Het meetgereedschap beschikt over verschillende meetfuncties die u door
het indrukken van de desbetreffende functietoets kunt selecteren (zie
„Meetfuncties”). Na het inschakelen werkt het meetgereedschap in de
functie lengtemeting.
Nadat u de meetfunctie hebt gekozen, vinden alle overige stappen plaats
door het indrukken van de toets Meten
8
.
Alle meetwaarden worden vanaf de achterkant van het meetgereedschap
gemeten (symbool
e
in het display). Plaats daarom het meetgereedschap
bij alle metingen met de achterkant tegen de gewenste meetlijn (bijvoor-
beeld tegen de muur).
OBJ_BUCH-145-003.book Page 69 Wednesday, June 6, 2007 9:02 AM