99
MU 100 – 6721804146 (2019/10)
Het maximale opgenomen vermogen van de aangesloten com-
ponenten en bouwgroepen mag niet hoger worden dan het
maximaal vermogen zoals gespecificeerd in de technische ge-
gevens van de module.
▶ Wanneer de netspanning niet via de elektronica van het toe-
stel verloopt, moet lokaal voor de onderbreking van de
netspanning over alle polen een genormeerde scheidings-
inrichting (conform EN 60335-1) worden geïnstalleerd.
3.4.3 Overzicht bezetting aansluitklemmen
Dit overzicht toont, welke installatiedelen kunnen worden aan-
gesloten.
Afhankelijk van het gebruik van de module (codering op de mo-
dule en configuratie via de bedieningseenheid) moeten de in-
stallatiedelen volgens het bijbehorende aansluitschema
worden aangesloten.
De stekkers van de pomp (
afb. 26 aan einde document) zijn
afgeknipt en de kabels naar PC0 en OC0 moeten worden aange-
past.
Aansluitschema's met installatievoorbeelden
De hydraulische weergaven zijn slechts schematisch en zijn een
vrijblijvend voorbeeld voor een mogelijke hydraulische schake-
ling. De veiligheidsvoorzieningen moeten conform de geldende
normen en lokale voorschriften worden uitgevoerd. Zie voor
meer informatie en mogelijkheden de planningsdocumenten of
het bestek.
In de installatievoorbeelden aan het einde van het document
zijn de met * gemarkeerde onderdelen van de installatie als op-
tie mogelijk, afhankelijk van de regelmodus (
tab. 8).
Tabel 6
Korte beschrijving van de installatievoorbeelden aan
het einde van het document
Installatievoorbeeld aan het eind van het docu-
ment
Foto
Verbinding met gebouwautomatisering (BMS)
(instelling gewenste waarde 0-10 V); wandtoestel;
regeltype wordt via draaischakelaar (3, 4) ingesteld
(
Vloerstaand toestel, hydraulische open verdeler,
pompuitlaat wordt via draaischakelaar (1, 2) inges-
teld (
Vloerstaand toestel, warmtewisselaar, pompuitlaat
wordt via draaischakelaar (1, 2) ingesteld
(
Wandtoestel CerapurMaxx ZBR ...-3; open verdeler,
PWM-pomp (niet veranderbaar)