nl
87
Inschakelen van
het apparaat
Afb.
2
Het apparaat met de insteltoets 1
inschakelen.
Er is een alarmsignaal te horen. De
temperatuurindicatie 2 knippert.
Druk op de temperatuurinsteltoets 4. Het
alarmsignaal wordt uitgeschakeld.
Zodra de vriesruimte de ingestelde
temperatuur heeft bereikt, gaat
temperatuurindicatie 2 branden.
Aanwijzingen bij het gebruik
■
Na het inschakelen kan het een aantal
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Vóór die tijd geen levensmiddelen in
het apparaat leggen.
■
De voorzijde van het apparaat achter
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
■
Wanneer de deur van de
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
Instellen van
de temperatuur
Koelruimte
Temperatuurregelaar, afb.
1
/10, op de
gewenste instelling draaien.
Wij adviseren een gemiddelde instelling
(bijv. 2–3).
Hogere instellingen veroorzaken koudere
temperaturen in de koelruimte.
Een hogere instelling (bijv. 4–5) alleen
tijdelijk kiezen:
■
hoge binnentemperatuur,
■
als de deur vaak geopend wordt,
■
inladen van grote hoeveelheden
levensmiddelen in de koelruimte.
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van -16 °C
tot -26 °C.
Temperatuur-insteltoets 4 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt op indicatie 2
aangegeven.
Wij adviseren een instelling van -18 °C
voor de diepvriesruimte.