Nederlands |
73
Bosch Power Tools
2 609 141 088 | (7.8.13)
De laserstraal blijft in deze instelling ook tussen de metingen
ingeschakeld. Voor de meting hoeft u de toets Meten
2
slechts
éénmaal kort in te drukken.
Meetfuncties
Eenvoudige lengtemeting
Druk voor lengtemetingen zo vaak op de toets
12
totdat in het
display de indicatie voor lengtemeting verschijnt.
Druk voor het inschakelen van de laser en
voor het meten telkens eenmaal kort op
de toets meten
2
.
De meetwaarde wordt in de resultaatre-
gel
c
weergegeven.
Bij meer lengtemetingen achter elkaar worden de resultaten
van de laatste metingen in de meetwaarderegels
a
weergege-
ven.
Oppervlaktemeting
Druk voor oppervlaktemetingen zo vaak op de toets
12
tot in
het display de indicatie voor oppervlaktemeting
ver-
schijnt.
Meet vervolgens lengte en breedte na elkaar, net als bij een
lengtemeting. Tussen de beide metingen blijft de laserstraal
ingeschakeld.
Na afsluiting van de tweede meting wordt
de oppervlakte automatisch berekend en
in de resultaatregel
c
weergegeven. De af-
zonderlijke meetwaarden staan in de
meetwaarderegels
a
.
Inhoudsmeting
Druk voor inhoudsmetingen zo vaak op de toets
12
tot in het
display de indicatie voor inhoudsmeting
verschijnt.
Meet vervolgens lengte, breedte en hoogte na elkaar, net als
bij een lengtemeting. Tussen de drie metingen blijft de laser-
straal ingeschakeld.
Na afsluiting van de derde meting wordt
de inhoud automatisch berekend en in de
resultaatregel
c
weergegeven. De afzon-
derlijke meetwaarden staan in de meet-
waarderegels
a
.
Waarden boven 999999 m
3
kunnen niet
worden weergegeven. In het display ver-
schijnt
„ERROR”
. Verdeel de te meten inhoud in verschillen-
de metingen, waarvan u de waarden apart berekent en vervol-
gens optelt.
Duurmeting / Minimum- en maximummeting
(zie afbeelding B)
Bij de duurmeting kan het meetgereedschap relatief ten op-
zichte van het doel worden verplaatst, waarbij de meetwaar-
de ongeveer elke 0,5 seconden wordt geactualiseerd. U kunt
zich zich bijvoorbeeld van een muur verwijderen tot aan de
gewenste afstand. De actuele afstand is steeds afleesbaar.
Druk voor duurmetingen op de toets functiewisseling
4
tot in
het display de indicatie voor duurmeting verschijnt. Druk
voor het starten van de duurmeting op de toets meten
2
.
De minimummeting dient voor de bepaling van de kortste af-
stand vanuit een vast referentiepunt. Bijvoorbeeld ter onder-
steuning van de bepaling van verticale en horizontale lijnen.
De maximummeting dient voor de bepaling van de grootste af-
stand vanuit een vast referentiepunt. Bijvoorbeeld ter onder-
steuning van de bepaling van diagonale lijnen.
In de resultaatregel
c
wordt de actuele
meetwaarde weergegeven. In de meet-
waarderegels
a
verschijnen de maximale
(
„max”
) en de minimale (
„min”
) meet-
waarde. Deze wordt telkens overschre-
ven wanneer de actuele lengtemeetwaar-
de kleiner of groter dan de minimum- of
maximumwaarde tot dusver is.
Door het indrukken van de geheugenwistoets
8
worden de mi-
nimum- of maximumwaarden tot dusver gewist.
Door het indrukken van de toets meten
2
beëindigt u de duur-
meting. De laatste meetwaarde wordt in de resultaatregel
c
weergegeven. Als u opnieuw op de toets meten
2
drukt, start
de duurmeting opnieuw.
De duurmeting wordt na 5 minuten automatisch uitgescha-
keld. De laatste meetwaarde blijft in de resultaatregel
c
weer-
gegeven.
Indirecte afstandmeting
De indirecte afstandmeting dient voor het bepalen van afstan-
den die niet rechtstreeks kunnen worden gemeten, omdat
een hindernis de laserstraal belemmert of omdat er geen doe-
loppervlak als reflector beschikbaar is. Deze meetmethode
kan alleen in verticale richting worden toegepast. Elke afwij-
king in horizontale richting leidt tot meetfouten.
Tussen de afzonderlijke metingen blijft de laserstraal inge-
schakeld.
Voor de indirecte afstandmeting staan drie meetfuncties ter
beschikking, waarmee telkens verschillende lijnstukken kun-
nen worden gemeten.
a) Indirecte hoogtemeting (zie afbeelding C)
Druk meermaals op de toets functiewisseling
4
totdat in het
display de indicatie voor de indirecte hoogtemeting
ver-
schijnt.
Let erop dat het meetgereedschap zich op dezelfde hoogte
als het onderste meetpunt bevindt. Kantel vervolgens het
meetgereedschap om het referentievlak en meet zoals bij een
lengtemeting lijnstuk
„1”
.
Na afsluiting van de meting wordt het re-
sultaat voor het gevraagde lijnstuk
„X”
in
de resultaatregel
c
weergegeven. De
meetwaarde voor lijnstuk
„1”
en de hoek
„ α”
staan in de meetwaarderegels
a
.
1
OBJ_BUCH-1347-005.book Page 73 Wednesday, August 7, 2013 4:12 PM