
Nederlands |
95
Bosch Power Tools
1 609 92A 0XP | (17/4/15)
Als de accu of het meetgereedschap zich buiten de in de Tech-
nische gegevens aangegeven gebruikstemperatuur bevindt,
dan wordt het meetgereedschap na een korte waarschuwing
(zie „Oorzaken en oplossingen van fouten”, pagina 101) auto-
matisch uitgeschakeld. Laat het meetgereedschap weer op
de juiste temperatuur komen en schakel het dan weer in.
Om energie te sparen, schakelt u het meetgereedschap alleen
in als u het gebruikt.
Vergrotingsniveau instellen
Het beeldfragment op het display kan voor lopende metingen
evenals bij de weergave van opgeslagen screenshots in drie
verschillende vergrotingsniveaus worden weergegeven:
0,5 m, 2 m en 5 m.
De vergrotingsniveaus zijn geoptimaliseerd voor de desbe-
treffende afstand tussen meetgereedschap en meetobject:
bij een meetafstand van 2 m geeft het vergrotingsniveau
„2 m”
het (typisch) beste beeldfragment weer.
Het actuele vergrotingsniveau verschijnt in de aanduiding
e
.
Voor het verhogen van het vergrotingsniveau drukt u op de
pijltoets omhoog
16
, voor het verlagen op de pijltoets
omlaag
13
.
Meetvlak verlichten
Bij het meten in donkere bereiken kunt u het licht
24
inscha-
kelen om de weergave van de beeldscherminhoud te verbete-
ren. Dit kan u helpen om bij het opslaan van screenshots een
beter resultaat te verkrijgen.
Druk voor het in- of uitschakelen van het licht
24
op de
toets
14
.
Het licht wordt omwille van energiezuinigheid automatisch
uitgeschakeld, wanneer de helderheid van de displayverlich-
ting wordt verminderd. In het menu
„Lichtduur”
kunt u deze
verlichtingstijd wijzigen (zie „Lichtduur”, pagina 100). Bij het
opnieuw inschakelen van de displayverlichting wordt het licht
niet automatisch ingeschakeld.
Wanneer de laadtoestand van de accu zich in het kritische be-
reik bevindt, is het licht omwille van energiezuinigheid niet
beschikbaar.
Meetvoorbereiding
Emissiegraad voor oppervlaktetemperatuurmetingen in-
stellen
Voor de bepaling van de oppervlaktetemperatuur wordt aan-
rakingsloos de natuurlijke infraroodwarmtestraling gemeten
die wordt uitgezonden door het voorwerp waarop de laser
wordt gericht. Voor correcte metingen moet de op het meet-
gereedschap ingestelde emissiegraad (zie „Emissiegraad”,
pagina 101)
voor elke meting
gecontroleerd en indien nodig
aan het meetvoorwerp aangepast worden.
Om de ingestelde emissiegraad te wijzigen, vraagt u het
„Hoofdmenu”
op (zie „Navigeren in het „Hoofdmenu””,
pagina 99).
– Voor enkele van de meest voorkomende materialen kan
worden gekozen uit opgeslagen emissiegraden. Kies in het
menupunt
„Materiaal”
het passende materiaal. De bijbe-
horende emissiegraad
verschijnt in de regel eronder.
– Wanneer u de precieze emissiegraad van uw meetobject
weet, dan kunt u deze ook als getalswaarde in het menu-
punt
„Emissiegraad”
instellen.
Win informatie in over de emissiegraad van uw materiaal.
Naast de in het meetgereedschap opgeslagen materialen
vindt u nog enkele andere in de onderstaande tabel.
Correcte oppervlaktetemperatuurindicaties zijn alleen
mogelijk als de ingestelde emissiegraad en de emissie-
graad van het voorwerp overeenkomen.
Correcte aan-
duidingen van warmtebruggen en schimmelgevaar zijn
eveneens afhankelijk van de ingestelde emissiegraad.
Als meerdere meetobjecten van verschillend materiaal of van
verschillende structuur tijdens een meetproces worden ge-
meten, dan is de aanduiding van de oppervlaktetemperatuur
alleen bindend bij de objecten die bij de ingestelde emissie-
graad passen.
Meetoppervlak bij oppervlaktetemperatuurmetingen
De door het meetgereedschap geproduceerde laserpunten
geven de linker en rechter begrenzing van het cirkelvormige
meetvlak aan. Bij de contactloze meting van de oppervlakte-
temperatuur wordt de infraroodstraling van dit meetvlak be-
paald.
Voor een optimaal meetresultaat lijnt u het meetgereedschap
zo verticaal mogelijk op het middelpunt van het meetvlak uit.
Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk
zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote af-
stand.
De afstand van de laserpunten en zodoende de grootte van
het meetvlak neemt toe met de afstand tussen meetgereed-
schap en meetobject (zie „Technische gegevens”,
pagina 92). De optimale meetafstand bedraagt 0,8 m.
Houd het meetgereedschap niet vlakbij hete opper-
vlakken.
Het meetgereedschap kan door de hitte bescha-
digd worden.
Als de laserpunten slecht te zien zijn, dan kunt u het
Meetka-
der
b
op het display inschakelen (zie „Meetkader”,
pagina 100). Het meetkader kan als indicator voor het meet-
vlak worden gebruikt en dient voor een betere oriëntatie.
Afhankelijk van de meetafstand kan het meetkader afwijken
van het meetvlak. Doorslaggevend voor de meting is het be-
reik dat zich tussen de laserpunten bevindt.
Materiaal
Emissiegraad
Aluminium, gepolijst
0,04
Aluminium, geoxideerd
0,25
Messing
0,04
Messing, geoxideerd
0,61
IJzer, gepolijst
0,20
IJzer, aangeroest
0,65
IJzer, verzinkt
0,25
Chroom, gepolijst
0,07
Dakvilt
0,90
Glas
0,88
OBJ_BUCH-2270-002.book Page 95 Friday, April 17, 2015 9:48 AM