NEUTRON Bediening
(NL)
Stap 2: Bediening
OSCILLATOR-GEDEELTE VCO
(SPANNINGSGESTUURDE
OSCILLATOR)
(1)
en
(3)
OSC TUNE
– Past de frequentie
van oscillatoren aan.
(2)
OSC MIX
– Past de blend tussen
oscillator 1 en 2 aan.
(4)
en
(5)
OSC SHAPE
– Past de vorm
van de oscillator aan. Kan worden
geconfigureerd om te schakelen
tussen vaste golfvormen of om
continu tussen aangrenzende
golfvormen te mengen.
(6)
en
(7)
OSC RANGE
– Past de
pijplengte van oscillatoren aan
tussen 32/16/8. +/- 10 octaafmodus
ingeschakeld wanneer alle 3 de LED’s
aan zijn.
(8)
OSC SYNC
– OSC 2 synchroniseert met
OSC 1-periode.
(9)
PARAPHONIC
– Maakt het mogelijk
dat de twee oscillatoren onafhankelijk
van elkaar worden gestemd als
er meer dan één MIDI-noot wordt
gespeeld. Als er maar één noot wordt
ontvangen, spelen beide oscillatoren
dezelfde toonhoogte.
(10)
en
(11)
PULSE WIDTH (PW)
– Stelt de
pulsbreedte van oscillator vierkant /
toon mod golfvormen in.
VCF-SECTIE
(SPANNINGSGESTUURD
FILTER)
(12)
FREQ
– Regelt de afsnijfrequentie
van de VCF.
(13)
MODUS
– Selecteert het filtertype.
Kies tussen hoogdoorlaatfilter ( ),
banddoorlaatfilter ( ) en
laagdoorlaatfilter ( ).
(14)
RESO
– Past de resonantie van het
filter aan.
(15)
SLEUTEL TRK
– Past toetsenbord-
tracking toe op de VCF.
(16)
MOD DIEPTE
– Stelt de diepte van de
filtermodulatie van de FREQ MOD-
invoer in.
(17)
ENV DIEPTE
– Stelt de diepte van de
filtermodulatie van ENVELOPE 2 in.
LFO-SECTIE (OSCILLATOR
MET LAGE FREQUENTIE)
(18)
VORM
– Past de vorm van de LFO aan.
(19)
TARIEF
– Past de frequentie van de
LFO aan.
(20)
SLEUTEL SYNC
– Trigger de LFO
opnieuw als een midi-noot wordt
ontvangen.
GELUID & VCA BIAS
(21)
GELUIDSNIVEAU
– Regelt de
hoeveelheid witte ruis die in het filter
wordt geïnjecteerd.
(22)
VCA BIAS
– Opent of sluit de VCA.
VERTRAGINGSSECTIE
(23)
TIJD
– Regelt de snelheid van de
vertraging.
(24)
HERHALINGEN
– Regelt het aantal
herhalingen.
(25)
MIX
– Past de natte / droge mix van
de vertraging aan.
OVERDRIVE SECTIE
(26)
RIT
– Stelt de hoeveelheid overdrive in.
(27)
TOON
– Verandert het timbre van het
overstuurde geluid.
(28)
NIVEAU – Regelt het volume van de
overdrive-output. Als deze volledig is
uitgeschakeld, hoort u mogelijk geen
audio aan de uitgang.
ENVELOP SECTIE
ENVELOP 1
Envelop 1 wordt standaard naar de VCA
CV gestuurd.
(29)
A [AANVAL]
– Regelt de attacktijd
van de envelop.
(30)
D [DECAY]
– Regelt de vervaltijd van
de envelop.
(31)
S [SUSTAIN]
– Regelt het
sustainniveau van de envelop.
(32)
R [RELEASE]
– Regelt de releasetijd
van de envelop.
ENVELOP 2
Envelop 2 wordt standaard naar de
VCF-filterafsnijding gerouteerd via ENV
DEPTH-regeling. Zie 17. ADSR-knoppen
33-36 werken hetzelfde als 29-32.
UITGANG SECTIE
(37)
VOLUME
– Regelt het belangrijkste
uitgangsniveau.
(38)
MIDI IN
– Accepteert inkomende
MIDI-data van het geselecteerde
midi-kanaal.
SAMPLE & HOLD KLOK
Genereert een willekeurig patroon op
basis van de sample & hold-klok.
(39)
TARIEF
– Regelt de snelheid van de
SAMPLE AND HOLD-klok.
(40)
GLIJDEN
– Stelt de mate van
verandering tussen samplewaarden in.
SLEW RATE LIMITER
(41)
SLEW
– beperkt de snelheid waarmee
het ingangssignaal verandert.
(42)
PORTA-TIJD
– Regelt de snelheid van
verandering tussen midi-noten.
ATTENUATOR SECTIE
(43)
VERZWAKKER 1
– Wordt gebruikt
om de amplitude van het
ingangssignaal te verminderen.
ATT1 kan worden aangestuurd door
een stuurspanning. Zie 58.
(44)
VERZWAKKER 2
– Vermindert de
amplitude van een signaal.
36
NEUTRON
Summary of Contents for NEUTRON
Page 45: ...45 Quick Start Guide ...
Page 82: ...82 NEUTRON ...
Page 91: ...91 Quick Start Guide ...
Page 92: ...We Hear You ...