Handleiding SWA 200II
36
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
Monteer de SWA 200II uitsluitend in een droge ruimte op de volgende manier:
1.
Schroef de bevestigingsschroeven uit het bodemstuk en verwijder het frontstuk.
2.
Trek de lintkabel van de behuizing.
3.
Bevestig het bodemstuk met twee schroeven aan de muur.
Indien het apparaat zonder windmolen bestuurd wordt, moeten de klemmen 13 en 14 voorzien wor-
den van een afsluitweerstand van 2,2 k
Ω
Ω
Ω
Ω
Ω
(meegeleverd).
Montage lichtsensor LS 10
1.
Monteer de lichtsensor aan de buitenmuur of op het dak.
2.
Kies een plek uit waar de zoninstraling zonder problemen gemeten kan worden en waar ev. obstakels zoals
bomen, daken enz. geen invloed kunnen hebben op de lichtmeting. De sensor mag zich niet in de schaduw
bevinden van de neergelaten zonnewering.
3.
Maak het bovenste gedeelte van de behuizing los.
4.
Sluit de verbindingskabel aan op de klemmen (willekeurige polariteit) en fixeer de kabel met de snoerontlasting.
Koppel de verbindingskabel aan de SWA met de klemmen 15 en 16 of 17 en 18 (bij tweede sensor).
5.
Bevestig de behuizing met de bijgeleverde metalen winkelhaak. Hierbij bevindt de kabelinvoering zich aan de
onderkant.
Denk eraan dat de bestraling van de lichtsensor door verlichtingsinstallaties buiten (ook ‘s nachts)
kan leiden tot het neerlaten van de installatie.
Montage windmolen AN1/ AN2
1.
Bevestig de windmolen AN2 met behulp van de metalen winkelhaak loodrecht op de buitenmuur of op het dak.
Voor de montage van de windmolen AN1 hebt u een montagebuis (50 mm buitendiameter) nodig. Zie hiervoor
de BECKER-catalogus van elektrotoebehoren.
2.
Sluit de windmolen aan op de klemmen 13 en 14 van de besturing (willekeurige polariteit). Verwarmings-
aansluiting voor AN1 op de klemmen 12 en 14.
De montageplaats moet zo gekozen worden dat de windmolen de windsnelheid ook bij neergelaten
zonnewering meet en zo de zonnewering kan beschermen tegen te hoge windsnelheden. Vermijd
de montage van de windmolen onder dakoversteken en in de buurt van andere objecten (neergela-
ten zonnewering, bomen, gebouwen) die de meting kunnen beïnvloeden.
3.
Schroef de windmolen vast aan de montagehaak met behulp van de bevestigingsschroef.
4.
Monteer de windmolen niet op windbeschutte plaatsen aan gebouwen of neergelaten markiezen.
Montage regensensor
1.
Volg voor de montage de technische informatie op van de regensensor in kwestie.
Bedrading en aansluiting van het bedieningsapparaat
Het bodemstuk heeft onderaan voorgeponsde openingen voor de kabelinvoering.
1.
Maak het benodigde aantal openingen vrij en voorzie ze van de meegeleverde kabelinvoeringen.
2.
Sluit de buiten gemonteerde sensor aan op de aansluitklemmen overeenkomstig het aansluitschema.
3.
Daarna moet de buismotor rechtstreeks op de klemmen aangesloten worden. Indien u meerdere aandrijvingen
wilt aansluiten zonder elektronische einduitschakeling, moeten deze via relaissturingen ontkoppeld worden.
Montageaanwijzingen