80
1. Werkplaatsveiligheid
a)
Houdt uw werkbereik schoon en goed verlicht!
Wanorde
of onverlichte werkbereiken kunnnen tot ongelukken leiden.
b)
Werk met het elektrisch werktuig niet in een door
explosie bedreigde omgeving, waarin zich brandbare
vloeistoffen, gassen of stoffen bevinden.
Elektrische
werktuigen vervaardigen vonken die het stof of de dampen
kunnen ontsteken.
c)
Houdt kinderen en andere personen gedurende het
gebruik van het elektrisch werktuig weg.
Bij afleiding
kunt u de controle over het toestel verliezen.
2. Elektrische veiligheid
a)
De aansluitingssteker van het elektrisch werktuig moet
in het stopcontact passen. De steker mag in generlei
manier worden veranderd. Gebruik geen adaptersteker
samen met veiligheidsgeaarde elektrische werktuigen.
Ongewijzigde stekers en passende stopcontacten
reduceren het risico van een elektrische slag.
b)
Voorkom lichamelijk contact met geaarde oppervlakken
zoals pijpen, verwarmingen, ovens en koelkasten.
Er
bestaat een verhoogd risico door elektrische slag, wanneer
uw lichaam is geaard.
c)
Houdt elektrische werktuigen van regen en vochtigheid
vandaan.
Het binnendringen van water in een elektrisch
werktuig verhoogt het risico van een elektrische slag.
d)
Ontrekt u de kabel niet aan zijn eigenlijke bestemming
om het elektrisch werktuig te dragen, op te hangen of
om de stekker uit het stopcontact te trekken. Houdt de
kabel weg van hitte, olie, scherpe kanten of zich
bewegende toestelonderdelen.
Beschadigde of
verwikkelde kabels verhogen het risico van een elektrische
slag.
e)
Wanneer u buiten met elektrisch werktuig werkt,
gebruik een verlengingskabel dat speciaal vor het
buitenbereik is geschikt.
Het gebruik van een voor het
buitenbereik geschikt verleningskabel reduceert het risico
van een elektrische slag.
f)
Kan het bedrijf van het elektrisch werktuig in vochtige
omgeving niet worden vermeden, maak gebruik van
een storingstroomveiligheidsschakelaar.
Het gebruik
van een zulke schakelaar reduceert het risico van een
elektrische slag.
3. Veiligheid van personen
a)
Wees oplettend. Let op dat, wat u doet. Ga met
verstand te werk. Gebruik het toestel niet, wanneer u
moe bent of onder de invloed van drugs, alcohol of
medicamenten staat.
Een moment van onoplettendheid bij
het gebruik van het toestel kan tot ernstige verwondingen
leiden.
b)
Draag persoonlijke veiligheidsuitrusting en een
veiligheidsbril:
Het dragen van persoonlijke
beschermmiddelen zoals stofmasker, glijvaste
veiligheidsschoenen, veiligheidshelm of gehoorbeveiliging,
al naar soort en inzet van het toestel, voorkomt het risico
van verwondingen.
c)
Voorkom een onopzettelijke ingebruikname. Vergewist
u zich dat het elektrisch werktuig uitgeschakeld is,
alvorens u het aan de stroomvoeding en/of de accu
aansluit, het opneemt of draagt.
Wanneer u bij het
dragen van elektrisch werktuig de vinger aan de schakelaar
heeft of het toestel ingeschakeld aan de stroomvoeding
aansluit, kan dit tot ongelukken leiden.
d)
Verwijder instelwerktuigen of schroefsleutels, alvorens
u het elektrisch werktuig inschakelt.
Een werktuig of
sleutel die zich in een draaiend toestelonderdeel bevindt,
kan tot verwondingen leiden.
e)
Vermijdt een abnormale lichaamshouding. Zorg voor
een stabiele en uitgebalanceerde houding.
Daardoor
kunt u het elektrisch werktuig in onverwachte situaties beter
controleren.
f)
Draag de juiste werkkleding. Draag geen wijde kleding
of sieraden. Houdt u haren, kleding en handschoenen
weg van zich bewegende onderdelen.
Losse kleding,
sieraden of lange haren kunnen van zich bewegende
onderdelen worden gegrepen.
g)
Kunnen stofopvang- en afzuigvoorzieningen worden
gemonteerd, vergewist u zich dat deze aangesloten zijn
en correct kunnen worden toegepast.
Gebruik van een
stofafzuiging kan bedreigingen door stof reduceren.
4. Gebruik en behandeling van het
elektrisch werktuig
a)
Overbelast het toestel niet! Gebruik vor uw werk het
hiervoor geschikte elektrische werktuig.
Met het
passend elektrisch werktuig werkt u beter en veiliger in het
vermeld prestatiebereik.
b)
Gebruik geen elektrisch werktuig, waarvan de
schakelaar defect is.
Een elektrisch werktuig dat zich niet
meer in- of uitschakelen laat, is gevaarlijk en moet worden
gerepareerd.
c)
Neem de stekker uit het stopcontact en/of verwijder de
accu, alvorens u toestelinstellingen uitvoert,
toebehoren vervangt of het toestel weglegt.
voorzichtigheidsmaatregel voorkomt het onopzettelijk
starten van het elektrisch werktuig.
d)
Bewaar ongebruikte elektrische werktuigen buiten de
rijkwijdte van kinderen op. Laat personen het toestel
niet benutten die met het toestel niet bekend zijn of
deze instructies niet hebben gelezen.
Elektrische
werktuigen kunnen gevaarlijk zijn, wanneer ze door
onervaren personen worden benut.
e)
Onderhoudt elektrische werktuigen met
zorgvuldigheid. Controleer of beweeglijke onderdelen
foutvrij werken en niet klemmen, of onderdelen
gebroken of zodanig beschadigd zijn, dat de werking
van het elektrisch werktuig is belemmerd. Laat
beschadigde onderdelen voor gebruik van het toestel
repareren.
Vele ongelukken hebben hun oorzaak in slecht
onderhouden elektrische werktuigen.
f)
Houdt snijwerktuigen scherp en schoon.
Zorgvuldig
onderhouden snijwerktuigen met scherpe snijkanten
verklemmen zich minder en kunnen gemakkelijker worden
gevoerd.
g)
Gebruik elektrische werktuigen, toebehoren,
inzetwerktuigen enz. in overeenstemming met deze
instructies. Houdt u hierbij steeds rekening met de
werkcondities en de uit te voeren activiteiten.
Het
gebruik van elektrische werktuigen voor andere dan de