– 56 –
– 57 –
Voor de ingebruikname
Waarschuwing
• Houd verpakkingsmateriaal altijd uit de buurt van kinderen –
verstikkingsgevaar!
• Verwijder eerst het verpakkingsmateriaal voordat u het apparaat in
gebruik neemt.
Wat te doen bij een alarm?
• Verlaat direct woning. Elke seconde telt, dus verlies geen tijd met aankleden of
het meenemen van kostbaarheden. Volg het vluchtplan.
• Waarschuw medebewoners en neem ze mee - vooral kinderen en personen met
een gehoorbeperking!
• Open geen deuren zonder ze te controleren. Is een deur heet of komt er rook
onderdoor, doe deze dan niet open! Gebruik een alternatieve vluchtweg.
Is de deur koel, druk er dan uw schouder tegenaan, open de deur op een
kier en bereid u er op voor dat u hem direct dicht kunt slaan als er hitte,
vlammen of rook binnendringen.
• Als er veel rook is, dicht bij de grond blijven en zo mogelijk door een
vochtige doek ademen.
• Deuren sluiten bij het verlaten van de ruimte.
• Zodra u het pand verlaten heeft, naar de afgesproken plaats gaan en niet
terugkeren naar de woning.
• De brandweer waarschuwen zodra u buiten het brandende pand bent.
• De brandweer inlichten over de situatie in het pand.
Veiligheidsinstructies
Aanbevolen plaatsen zie afbeelding
• Rookmelder direct aan het plafond midden in de ruimte plaatsen.
• Het belangrijkst zijn woonkamers, slaapkamers en kinderkamers.
• Als er meerdere slaapkamers zijn in iedere slaapkamer een rookmelder plaatsen.
• Wij raden aan ook rookmelders te plaatsen in hallen en gangen, aangezien
vooral trappenhuizen brand bevorderen (schoorsteeneffect). Plaats meerdere
melders in lange hallen en gangen.
• De afstand tussen de melders mag niet meer dan 8 meter bedragen.
• Bij de bevestiging aan het plafond dient u erop te letten dat de afstand tussen
de melder en de wand ten minste 15 cm bedraagt en ten opzichte van hoeken
ten minste 50 cm.
Waarschuwing
Plaats geen rookmelders op de volgende plaatsen:
• Plaatsen met temperatuurschommelingen die buiten het aanbevolen
bereik van +0°C tot +45°C vallen.
• Plaatsen waar het kan tochten, waardoor eventuele rook de melder niet
kan bereiken, bijv. naast ramen, deuren of ventilatieschachten.
• Plaatsen waar sprake kan zijn van damp, stoom, grote luchtvochtigheid
of uitlaatgassen die vals alarm kunnen veroorzaken, bijv. in keukens,
badkamers of garages.
• Plaatsen met veel stof of vervuiling waardoor het functioneren van de
melder nadelig beïnvloed kan worden.
• Op het hoogste punt van gewelfde ruimtes. De afstand tot het hoogste
punt dient ten minste 30 cm te bedragen.
In gebruik nemen
In gebruik nemen
NL