BEDIENINGSORGANEN EN FUNCTIES
4
7
EDIT
Laat twee voorkeuzezenders met elkaar wisselen wanneer
de TUNER is geselecteerd als de signaalbron (zie
bladzijde 25).
8
FM/AM
Schakelt de radioband heen en weer tussen AM en FM
wanneer de TUNER is geselecteerd als signaalbron (zie
bladzijde 20).
9
TUNING
l
/
h
Kiest de frequentie waarop is afgestemd wanneer de
TUNER is geselecteerd als signaalbron (zie bladzijde 20).
0
TUNING MODE
Schakelt het afstemmen heen en weer tussen automatisch
(de AUTO indicator zal verschijnen) en handmatig (de
AUTO indicator zal verdwijnen) wanneer de TUNER is
geselecteerd als signaalbron.
A
MEMORY
Hiermee kunt u een zender in het systeemgeheugen
opslaan (zie bladzijde 24).
Zet het toestel in de automatische
voorprogrammeerfunctie (zie bladzijde 22).
B
PURE DIRECT en indicator
Stelt u in staat om te luisteren naar de onveranderde, pure
weergave van een signaalbron. De indicator erboven zal
oplichten wanneer deze functie is ingeschakeld (zie
bladzijde 16).
C
MD/TAPE MONITOR
Stelt u in staat te luisteren naar de weergave van een
component die is verbonden met de MD/TAPE
aansluitingen op het achterpaneel van dit toestel.
Wanneer er wordt opgenomen met dit cassettedeck, kunt u
het geluid dat wordt opgenomen volgen.
De MD/TAPE MON indicator op het voorpaneel zal
oplichten wanneer deze functie is ingeschakeld.
• Wanneer deze functie is ingeschakeld (de indicator licht op),
kan MD/TAPE niet worden geselecteerd met INPUT.
• Om naar de signaalbron die met INPUT is geselecteerd te
kunnen luisteren, dient u nog eens te drukken om de functie uit
te zetten (de indicator zal dan ook uit gaan).
• Wanneer MD/TAPE is geselecteerd met INPUT, kan deze
functie niet worden ingeschakeld, ook niet door op MD/TAPE
MONITOR te drukken.
D
VOLUME
Hiermee verhoogt of verlaagt u het volume.
Dit heeft geen invloed op het OUT (REC) niveau.
E
INPUT keuzeknop
Hiermee kunt u kiezen naar welke signaalbron u wilt
luisteren of kijken.
F
A/B/C/D/E
Kiest de voorkeuzegroep (A t/m E) wanneer de TUNER is
geselecteerd als signaalbron (zie bladzijde 23).
G
PHONES aansluiting
Produceert geluidssignalen waar u ongestoord naar kunt
luisteren met een hoofdtelefoon.
Druk op SPEAKERS A/B zodat de SP A/B indicators uit
gaan voor u de hoofdtelefoon aansluit op de PHONES
aansluiting.
H
SPEAKERS A/B
Met elke druk op de bijbehorende toets zet u de set
luidsprekers aangesloten op de SPEAKERS A en/of
SPEAKERS B aansluitingen op het achterpaneel aan of
uit (zie bladzijde 15).
I
BASS
Hiermee verhoogt of verlaagt u de versterking van de lage
tonen. De 0 stand geeft een neutrale weergave (zie
bladzijde 16).
J
TREBLE
Hiermee verhoogt of verlaagt u de versterking van de
hoge tonen. De 0 stand geeft een neutrale weergave (zie
bladzijde 16).
K
BALANCE
Regelt de balans tussen de linker en rechter luidsprekers
ter compensatie van afwijkingen die worden veroorzaakt
door de opstelling van de luidsprekers of door de
omstandigheden in de luisterruimte (zie bladzijde 16).
L
LOUDNESS
Bewaart een volledig toonbereik bij elk volumeniveau om
te compenseren voor het feit dat het menselijk gehoor bij
lage volumes minder gevoelig is voor zowel hogere als
lagere tonen (zie bladzijde 16).
M
Voorkeuzetoetsen (1 t/m 8)
Kiest het voorkeuzenummer (1 t/m 8) wanneer de TUNER
is geselecteerd als signaalbron (zie bladzijde 25).
Opmerkingen
Opmerking
Opmerking