![VOSS.eisfrei LINOtherm 80182 Скачать руководство пользователя страница 33](http://html1.mh-extra.com/html/voss-eisfrei/linotherm-80182/linotherm-80182_installation-instructions-manual_1051268033.webp)
DE EN
NL
SE
12. Afstandhouder (bijv. art.nr. 80291) moeten om de 30cm wor-
den aangebracht.
13. De thermostaat moet strak tegen de dakgoot liggen en met
de bevestigingsbeugel worden gepositioneerd. De thermost-
aat moet aan het koudste dakgooteinde worden aangebracht.
De thermostaat mist de temperatuur van de dakgoot en scha-
kelt de warmtekabel naar behoefte in of uit.
14. Als de warmtekabel voor het vorstvrij houden wordt gemonteerd, moet deze vanaf
een lengte van 4 meter worden opgehangen en van trekontlasting worden voorzien.
De warmtekabel mag niet om de afvoerpijp worden gewikkeld!
15. De warmtekabel mag ook de afvoerpijp niet raken. De afstandhouders moeten om de 15
cm worden gemonteerd, voordat de warmtekabel in de afvoerpijp wordt neergelaten.
16. De warmtekabel moet minstens tot 1 meter onder het terreinoppervlak in de afvoer-
pijp komen, zodat de afvoerpijp tot de „vorstvrijgrens“ vorstvrij blijft.
17. Opnieuw controleren of de warmtekabel in de voorgeschreven positie ligt, de ver-
warmde warmtekabel compleet in de dakgoot / afvoerpijp is gepositioneerd en de
warmtekabel niet zelf raakt, kruist of overlapt. Hier adviseren wij een warmtekabel-
montageset, bijv. art.nr. 80292.
4.2 Montage - pijpverwarming
Pijp en warmtekabel voorbereiden:
1. Ervoor zorgen dat het gebied om de pijp vrij toegankelijk is en er zich geen scherpe
randen en licht ontvlambare stoff en bevinden (om het risico van schade aan de kabel en
aangrenzende gebieden zover mogelijk te vermijden).
2. Scherpe randen verwijderen of bescherming aanbrengen.
3. Alle metalen onderdelen van de installatie elektrisch aarden.
Pijpen, metalen dakgoten, beschermbuizen en ommantelingen van metaal moe-
ten uit veiligheidsredenen voor de aanleg worden geaard. Voor het begin van de
installatie moet u zich ervan verzekeren dat ieder metalen onderdeel geaard is.
De volledige installatie moet worden gecontroleerd op geleiding en evt. moeten
extra aardingsaansluitingen worden gecreëerd.
Warmtekabel tot omgevingstemperatuur laten verwarmen, voordat met de instal-
latie wordt begonnen.
4. Doorgang, de weerstand en de isolatieweerstand van de vorstbeschermende warm-
tekabels voor het begin van de installatie en ook na de installatie, maar altijd voor de
aansluiting van de netstekker, controleren. De weerstandwaarde moet voor en na de
installatie met de waarde op het etiket van het product overeenkomen. Een toleran-
tie van -5% tot + 10% is geoorloofd. De isolatieweerstand moet meer dan 10 MOhm
bedragen. (Zie: Tabel 1)
12.