92
g) Doorgangstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
-
Schakel de DMM in en kies het meetbereik
. Druk op
de toets „SELECT” (4) om de meetfunctie om te schake-
len. Op het display verschijnt het symbool voor de door-
gangsmeting. Door nogmaals op de knop te drukken,
wordt de eerste meetfunctie ingeschakeld.
-
Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (7), het zwarte
in de COM-aansluiting (8).
-
Als doorgang wordt een meetwaarde < 30 ohm herkend;
hierbij klinkt een pieptoon.
-
Zodra „OL.“ (voor overflow = overloop) op het display ver-
schijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
-
Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.
h) Capaciteitsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolyt-condensatoren absoluut op de polariteit.
-
Schakel de DMM in en kies het meetbereik
-
Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (7), het zwarte
in de COM-aansluiting (8).
-
In het display verschijnt de eenheid „nF“.
☞
Door de gevoelige meetingang kan bij „open“
meetsnoeren een waarde in het display wor-
den weergegeven. Door indrukken van de
toets “REL” wordt het display gereset op “0”.
De autorange-functie blijft actief.
-
Verbind nu de beide meetpunten (rood = pluspool/zwart =
minpool) met het meetobject (condensator). Op het dis-
play wordt na korte tijd de capaciteit weergegeven. Wacht
tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij condensatoren
>40 µF kan dit enkele seconden duren.
-
Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik over-
schreden.
-
Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.