Colofon
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of
de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook
van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
V2_0716_01/IV
O
Kalibreren van het nulpunt
Doe wat bufferoplossing pH7 in een klein bakje. De glaselektrode moet bij het onderdompelen geheel
bedekt zijn.
Schakel het meetinstrument in door het indrukken van de on/off-toets (3).
Wacht even tot de display gestabiliseerd is en dompel de elektrodenkop in de bufferoplossing. Roer met de
elektrodenoplossing langzaam in de bufferoplossing, tot de meetwaarde gestabiliseerd is. Laat het meet-
instrument ondergedompeld en stel met de afstelknop „ZERO“ (12) de meetwaarde op pH 7,00. Gebruik
daarvoor de kleine afstelschroevendraaier.
De pH-waarde verandert iets bij een temperatuurafwijking van 25 °C. De betreffende pH-waarde
moet voor de afwijkende temperaturen op de bak van de bufferoplossing worden vermeld.
Gebruik voor het afstellen de betreffende waarde.
Spoel de elektrode met gedestilleerd water grondig af en dep de wisselelektrode droog.
Kalibreren van het referentiepunt
Het referentiepunt moet altijd dichtbij de te meten pH-waarde van de vloeistof liggen. Indien u zure vloei-
stoffen (<pH7) meet, kiest u het referentiepunt pH4. Mocht u alkalische vloeistoffen (>pH7) meten, kies dan
referentiepunt pH10. De referentie-bufferoplossing pH4 wordt bij het meetinstrument meegeleverd.
Doe wat bufferoplossing pH4 of optioneel pH10 in een klein bakje. De glaselektrode moet bij het onder-
dompelen geheel bedekt zijn.
Wacht even tot de display gestabiliseerd is en dompel de elektrodenkop in de bufferoplossing. Roer met
de elektrodenoplossing langzaam in de bufferoplossing, tot de meetwaarde gestabiliseerd is. Laat het
meetinstrument ondergedompeld en stel met de afstelknop „SPAN“ (10) de meetwaarde op pH 4,00 (of
optioneel pH 10,00. Gebruik daarvoor de kleine afstelschroevendraaier.
De pH-waarde verandert iets bij een temperatuurafwijking van 25 °C. De betreffende pH-waarde
moet voor de afwijkende temperaturen op de bak van de bufferoplossing worden vermeld.
Gebruik voor het afstellen de betreffende waarde.
Spoel de elektrode met gedestilleerd water grondig af en dep de wisselelektrode droog.
Plaats de afstelschroevendraaier in de koker (11) in het batterijvak en sluit het batterijvak weer zorgvuldig.
METEN
Kalibreer wanneer u het meetinstrument langere tijd niet hebt gebruikt of een elektrode werd vervangen.
Voor het meten gaat u als volgt te werk:
Trek de beschermkap (8) van het instrument. De kap is er alleen op geplaatst.
Schroef de bevochtigingskap (7) van de wisselelektrode (5) en controleer de vloeistof. De elektrode moet
vochtig zijn.
Maak de elektrode schoon met gedestilleerd water en dep het droog. Raak daarbij nooit de glaselektrode
(6) aan omdat deze beschadigd kan raken.
Schakel het instrument in door het indrukken van de on/off-toets (3).
Dompel de elektrode in de vloeistof die u wilt meten. De glaselektrode moet daarbij volledig bedekt zijn met
vloeistof.
Roer met het meetinstrument langzaam in de vloeistof, tot de meetwaarde gestabiliseerd is. Lees dit in de
display af.
Schakel na het meten het instrument uit door het indrukken van de on/off-toets (3).
Maak de elektrode schoon en schroef de bevochtigingskap op het instrument. Vul indien nodig wat
bewaarvloeistof (soaking solution) in de bevochtigingskap.
Plaats de beschermkap (8) op het meetinstrument en berg het weer zorgvuldig op in de kunststofbox.
Door metingen in warme vloeistoffen slijten de elektroden aanzienlijk sneller.
VERVANGEN VAN DE ELEKTRODE
De elektrode is aan slijtage onderhevig. Versleten elektroden vallen niet onder de waarborg/
garantie.
Indien er niet meer gemeten resp. gekalibreerd kan worden, is de elektrode vaak versleten en moet ze
worden vervangen.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Zorg ervoor dat het meetinstrument uitgeschakeld en het batterijvak dicht is.
Trek de beschermkap (8) van het instrument.
Maak de schroefbevestiging (4) van de elektrode los en haal deze eraf.
Trek voorzichtig aan de wisselelektrode (5) zonder deze van het meetinstru-
ment te draaien.
Plaats de nieuwe wisselelektrode op het meetinstrument. Let op; in het
gedeelte waarmee u de elektrode plaatst zit een inkeping. Deze past alleen
zijdelings op het meetinstrument.
Schroef de wisselelekrode weer vast met de schroefbevestiging (4).
Controleer de vloeistof in de bevochtigingskap en vul evt. bewaarvloeistof bij.
Schakel het meetapparaat in en controleer of het klaar is voor gebruik. Er moet
een meetwaarde worden weergegeven. Controleer de connector als er geen
meetwaarde wordt weergegeven. Schakel het apparaat weer uit.
Vóór de eerste meting moet te allen tijde gekalibreerd worden.
Plaats de beschermkap (8) op het meetinstrument en berg het weer zorgvuldig
op in de kunststofbox.
VERHELPEN VAN STORINGEN
U hebt met het meetinstrument een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is
ontwikkeld en veilig is in het gebruik. Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen. Hieronder vindt u
enkele maatregelen om eventuele storingen eenvoudig zelf te verhelpen:
Neem te allen tijde de veiligheidsaanwijzingen in acht!
Fout
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Het meetinstrument
kan niet worden
ingeschakeld
De batterijen zijn leeg.
Vervang de batterijen.
Verkeerde meet-
waarde
De temperatuur van de vloeistof ligt
buiten het toegestane bereik van
0 tot +50 °C.
Breng de vloeistof op de voorgeschre-
ven temperatuur.
Het apparaat werd niet gekalibreerd.
Voer een kalibratie door.
Er kan niet gekali-
breerd worden
De elektrode is vuil.
Maak de elektrode schoon.
De bufferoplossing is op.
Gebruik nieuwe bufferoplossing.
De elektrode is ingedroogd.
Regenereer de elektrode.
De elektrode is op.
Vervang de elektrode.
Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkend vakman
worden uitgevoerd. Neem bij technische vragen omtrent het gebruik van het instrument contact
op met onze technische helpdesk.
ONDERHOUD EN SCHOONMAKEN
Het onderhoud is beperkt tot het vervangen van elektroden en batterijen.
Gebruik voor het schoonmaken van het instrument een schone, pluisvrije, antistatische en licht vochtige
doek zonder schurende, chemische en oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen.
Na elke meting moet de elektrode worden schoongemaakt. Schoonmaken met gedestilleerd water is
voldoende. Bij metingen in eiwitrijke vloeistoffen (bijv. melk) is een reinigingsmiddel met pepsine nodig.
Laat de elektrode ca. 5 minuten in het reinigingsmiddel met pepsine staan en spoel ze vervolgens met
gedestilleerd water grondig af.
Dep de elektrode droog en schroef de bevochtigingskap op het instrument.
Alle schroefbare onderdelen moeten met rubberpakkingen worden beschermd tegen het
binnendringen van water. Let erop dat deze pakkingen niet geknikt of beschadigd worden. Het
regelmatig gebruik van silicoonvet wordt aanbevolen.
Regeneratie van de glaselektrode
Een ingedroogde glaselektrode zorgt voor een kortere levensduur. Ingedroogde elektroden kunnen evt.
geregenereerd worden om de poriën van de glaslaag weer te openen.
Dompel de ingedroogde elektrode ten minste 24 uur in een ruime hoeveelheid bewaarvloeistof (3 mol KCL-
oplossing) en probeer daarna opnieuw te kalibreren. Lukt dit niet, verleng de tijd dan nogmaals met 24 uur.
Daarna moet meten weer mogelijk zijn, evt. moet de elektrode worden vervangen.
VERWIJDERING
Afgedankte elektronische apparaten bevatten waardevolle stoffen en behoren niet bij het
huishoudelijk afval. Breng het apparaat aan het einde van zijn levensduur conform de geldende
wettelijke bepalingen naar een gemeentelijke inzamelplaats. Afvoer via het huisvuil is verboden.
Verwijdering van verbruikte batterijen!
Als eindverbruiker bent u - conform de KCA-voorschriften - wettelijk verplicht alle lege batterijen
en accu’s in te leveren; batterijen/accu’s mogen niet met het huishoudelijk afval worden meege-
geven!
Batterijen/accu’s die schadelijke stoffen bevatten, worden gemarkeerd door nevenstaande
symbolen. Deze symbolen duiden erop dat afvoer via huishoudelijk afval verboden is. De
aanduidingen voor de betreffende zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood. Uw
lege batterijen/accu’s kunt u kosteloos inleveren bij de inzamelpunten in uw gemeente, bij al
onze vestigingen en overal waar batterijen/accu’s worden verkocht!
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen en draagt u bij aan het beschermen van het milieu!
TECHNISCHE GEGEVENS
Display ...........................................................LC-display
Meetbereik .....................................................0,01 - 14,00 pH
Precisie ..........................................................±0,01 + 1 Count
Temperatuurcompensatie ..............................Automatisch, 0 tot +50 °C
Voedingsspanning .........................................2 lithium-batterijen (CR2032)
Gewicht ..........................................................ca. 85 g
Afmetingen (h x Ø) in mm ..............................168 x 37