47
Via de meegeleverde temperatuurvoeler (type K) kunt u direct temperaturen van
–20°C tot +750°C in 2 meetbereiken meten. De temperatuur mag enkel met de meta-
len steel aan de voorkant van de voeler gemeten worden.
Ga als volgt te werk voor de meting van de temperatuur:
- Verbind de stekker (13) van de temperatuurvoeler met de
aansluiting (7) van de omgevingsmeter. Opgepast! Polari-
teit moet in acht genomen worden!
- Zet de keuzeschakelaar voor het bereik (5) op de positie
"TEMP" en kies een geschikt meetbereik. Met de toets
"SELECT" kunt u tussen twee meetbereiken en de mee-
teenheden °Celsius en °Fahrenheit omschakelen; elke
druk op de toets schakelt om naar het volgende bereik.
- Neem nu de temperatuurvoeler aan het handvat vast en
leid de metalen steel van de voeler naar een spanningslo-
ze (!) warmtebron (b.v. niet-bijtende vloeistof of vaste lich-
amen e.d.).
- Op het scherm wordt de gemeten temperatuur in °C (Cel-
sius) of °F (Fahrenheit) weergegeven.
- Gelieve na het einde van de meting de groene toets in te
drukken om het meetapparaat weer uit te schakelen.
Als er op de aansluiting (7) geen temperatuurvoeler aangesloten is, zal de geïntegre-
erde voeler in de omgevingsmeter actief zijn en de omgevingstemperatuur meten.
Via deze voeler zijn metingen mogelijk in een bereik van 0°C tot +50°C.
De verversingstijd bedraagt, omwille van de behuizing, ca. 15 minuten.
Wees voorzichtig bij de meting van hoge temperaturen. Raak de
voeler enkel aan de voelbare markering (verdikking) van het zwar-
te handvat aan. Enkel de metalen steel van de voeler mag in aan-
raking komen met de warmtebron! Houd in ieder geval rekening
met de omgevingstemperaturen voor het toestel (zie "Temperatu-
ur voor gegarandeerde nauwkeurigheid" bij de technische gege-
vens) om meetfouten te voorkomen.
U mag enkel spanningsloze voorwerpen meten.
U mag de max. ingangsgrootheden nooit overschrijden om bij een
eventueel defect van de omgevingsmeter levensgevaar te voorko-
men.