2
3. Laadmodi en beveiligingen
[1] SELECTIE VAN DE LAADMODUS
Als herhaaldelijk op de knop voor de selectie van de
laadmodus wordt gedrukt, doorloopt de lader de
volgende laadcyclussen:
(STANDBY)
→
(<14Ah)
→
(>14Ah)
→
(COLD)
→
(STANDBY) ... etc. Voordat een laadmodus wordt
geactiveerd, is er een kleine vertraging die de gebruiker
in staat stelt door te gaan naar de volgende laadmodus.
Als de accu volledig is opgeladen gaat de lader door in
dezelfde druppellaadfase, zelfs als de gebruiker de
modus wijzigt. Dit voorkomt dat een volledig opgeladen
accu wordt overladen.
[2] STANDBY (STANDBY)
Zodra de lader op het stroomnet is aangesloten, zal deze
automatisch worden gereset en in de stand-bymodus
blijven tot deze wordt geactiveerd door op de knop
MODE te drukken.
[3] LAADMODUS 1 (14,4V/0,8A; <14Ah)
Deze modus is geschikt voor het opladen van kleine
accu's met een capaciteit van minder dan 14 Ah. Om de
accu op te laden sluit u de accukabels van de lader aan
op de polen van de accu (let op de juiste polariteit) en
drukt u eenmaal op de knop MODE om deze modus te
selecteren. De betreffende led (< 14 Ah) zal gaan
branden en na een korte vertraging zal de elektronische
schakelaar - als er geen verdere actie wordt ondernomen
- de laadcyclus starten met een stroomsterkte van 0,8 A.
Als er geen storingen optreden, zal de led CHARGE (=