Valeo PARK VISION, Инструкция по эксплуатации

Страница: 38 / 48

38
DE NL
1- Es ist kein Bild auf dem Display
zu sehen:
1. Ist die Stromversorgungsleitung
richtig angeschlossen?
2. Ist die Zündung eingeschaltet?
3. Ist der Rückwärtsgang eingelegt?
4. Sind alle Kabel richtig angeschlossen?
5. Die korrekte Funktionseinstellung
des Bildschirms überprüfen.
2- Bild auf dem Display, ohne
dass der Rückwärtsgang
eingelegt ist:
Vergewissern Sie sich, dass
das Stromkabel der Kamera
am Versorgungsskabel des
Rückfahrlichts angeschlossen ist.
3- Verschwommenes Bild
oder schlechte Qualität
auf dem Display:
1. Prüfen, ob die Kameralinse
verschmutzt oder nass ist.
2. Die Linsen mit Alkohol säubern
und anschließend mit einem
sauberen Tuch trocknen.
3. Helligkeit, Kontrast und Intensität
der Farben lassen sich einstellen.
4- Die Einpark-Hilfslinien scheinen
nicht parallel zum Boden bzw.
zur Lage des Stellplatzes
zu verlaufen:
1. Überprüfen Sie, ob der
erforderliche Abstand der
Minikamera vom Boden
eingehalten wurde (45 bis 60 cm).
2. Überprüfen Sie den Kamerawinkel
bezüglich eines Hindernisses
in 2,5 m Entfernung, indem
Sie kontrollieren, ob das
Hindernis genau in der Mitte
des Bildschirms erscheint. Fügen
Sie zur Winkelkorrektur weitere
Einstellringe hinzu.
5- Entfernungsangabe der
Einpark-Hilfslinien stimmt nicht:
Überprüfen Sie die Kamerawinkel
mit Hilfe des Eichtests (Seite 27-29).
1. Er wordt niets weergegeven
op het scherm:
1. Is de voedingskabel juist
aangesloten?
2. Is het contact in stand ACC ON
gezet?
3. Is de achteruitrijversnelling
geselecteerd?
4. Zijn alle draden juist aangesloten?
5. Controleer de juiste
functieinstelling van het scherm.
2. Er wordt iets weergegeven
op het scherm zonder dat
de achteruitrijversnelling
is geselecteerd:
Controleer of de voedingskabel
van de camera is aangesloten
op het achteruitrijlicht.
3. Vertroebeld beeld of slecht
beeld op het scherm:
1. Controleer of er zich vuil of water
op de lens van de camera bevindt.
2. Reinig de lens met wat alcohol en
droog de lens met een schone doek.
3. De helderheid, het contrast en de
intensiteit van de kleuren kunnen
worden ingesteld.
4. De parkeerhulpstrepen verschijnen
niet goed parallel op de grond
of op de parkeerplaats:
1. Controleer of de juiste hoogte
van de camera ten opzichte van
de grond in acht is genomen
(tussen 45 en 60 cm).
2. Controleer of de camera onder
de juiste hoek is geplaatst ten
opzichte van een obstakel op
2,5 m, door te controleren of het
obstakel goed in het midden van
het scherm wordt weergegeven.
Voeg zo nodig stelringen toe om
de hoek te corrigeren.
5. De parkeerhulpstrepen geven
geen juiste afstand weer?
Controleer de hoeken van de camera
volgens de ijktest (pagina’s 27-29).
Fehlerbehebung Storing zoeken