8
40.020.955 - rev.
05 - 2017
AGA 111
Nederlands
2. Hang de kachel aan de ophangogen op.
3. Breng een gaskraan met binnendraad
van 3/4” aan op de gasinlaat van de
kachel, zie fig. 7 (A).
4. Sluit de kachel aan op de gastoevoer.
5. Draai de gaskraan dicht en pers de
gasleiding af.
6. Controleer de branderdruk.
7. Voor het aansluiten van een
buitenluchtaanzuiging op de inlaat van de
verbrandingslucht ventilator, zie
hoofdstuk 9.
8. Indien de kachel wordt voorzien van een
ruimtethermostaat of tijdklok, sluit deze
aan op de daarvoor bestemde
aansluiting (E) van het bedieningspaneel
(fig. 5). Deze aansluiting is standaard
voorzien van een steker waarop de
contacten zijn doorverbonden.
9. Steek de steker in de contactdoos.
3.3
Voorbereiden voor opstarten
3.4
Opstarten
Verwarmen:
1. Draai de gaskraan open.
2. Zet de keuzeschakelaar (D) op
verwarmen, zie fig. 5.
Ventileren:
1. Zet de keuzeschakelaar (D) op
ventileren, zie fig. 5.
4
GEBRUIK
4.1
Tijdens bedrijf
4.2
Uitschakelen
1. Zet de keuzeschakelaar op de stand 0.
2. Draai de afsluiter op de gastoevoer dicht.
WAARSCHUWING
De kachel is geschikt voor een
gasdruk van maximaal 100 mbar
Bij aansluiting op een hogere
gasdruk moet er een
voordrukregelaar in de gasleiding
worden opgenomen, zie (fig. 7) (B).
WAARSCHUWING
De kachel mag alleen door daartoe
bevoegde personen worden
aangesloten volgens de plaatselijk
geldende normen.
WAARSCHUWING
Deze controle mag alleen door een
daartoe bevoegde persoon worden
uitgevoerd.
De kachel is afgesteld en ingeregeld
voor gebruik op aardgas G25 (I2L).
Draai de steker in de contactdoos
om, indien de oranje controlelamp
(C, fig. 5) op het bedieningspaneel
brandt.
De steker moet altijd bereikbaar zijn.
Controleer of de kachel juist is
afgesteld voor het ter plaatse
geleverde gas (Raadpleeg de dealer)
Heet
Raak de uitblaasopening niet aan!
De uitblaasopening wordt heet tijdens
bedrijf!