Bij de ruimteafhankelijke variant kan de
gewenste ruimtetemperatuur direct worden
ingesteld. Bij de weersafhankelijke variant
( op de display) wordt de temperatuur
door een vooraf ingestelde stooklijn bepaald.
Voetpunt en eindpunt van deze lijn kunnen
worden ingesteld.
Bij het temperatuurniveau VERLAAGDE TEMP
wordt de stooklijn met een eveneens instel-
bare waarde parallel verschoven.
Stooklijn instellen
Bij de weersafhankelijke regeling worden voet-
punt en eindpunt van de stooklijn ingesteld.
Voor een tijdelijke temperatuurverandering
kan de stooklijn met de toetsen
+
of
–
worden
verschoven (zie afbeelding op pagina 31).
Instelbereik
Fabrieksinst.
Voetpunt
10–40 ˚C
+25 ˚C
Eindpunt
25–90 ˚C
+60 ˚C
P-verschuiving verlaagde temp.
5–35 K
25 K
Vorstgrens
+3 ˚C
Parameters voor het verwarmingssysteem
bepalen
Verwarmingstype
Aanvoer-/retourtemp
Radiatorverwarming Hoge temperatuur
90 / 70
Radiatorverwarming Gemiddelde temperatuur 70 / 50
Vloerverwarming
Laagste temperatuur
40 / 30
Eindpunt
Voetpunt
32
aanvoertemperatur
buitentemperatuur