Druk opnieuw op de
“S“
-toets
(H)
en de werkingstijdindicator gaat
knipperen. Druk nu ofwel op de “
▲
“-toets
(I)
of op de “
ψ
“-toets
(J)
om
de door u gewenste werkingstijd van 2 tot 99 seconden in te stellen.
Druk opnieuw op de
“S“
-toets
(H)
en de aanlooptijdindicator gaat
knipperen. Druk nu ofwel op de “
▲
“-toets
(I)
of op de “
ψ
“-toets
(J)
om
de door u gewenste aanlooptijd van 1,0 tot 9,0 seconden in te stellen.
Druk opnieuw op de
“S“
-toets
(H)
en de aflooptijdindicator gaat
knipperen. Druk nu ofwel op de “
▲
“-toets
(I)
of op de “
ψ
“-toets
(J)
om
de door u gewenste aflooptijd van 1,0 tot 9,0 seconden in te stellen.
Druk opnieuw op de
“S“
-toets
(H)
en de rusttijdindicator gaat knipperen.
Druk nu ofwel op de “
▲
“-toets
(I)
of op de “
ψ
“-toets
(J)
om de door u
gewenste rusttijd van 2 tot 99 seconden in te stellen.
Als u de instellingen van de programmastanden hebt voltooid, drukt u
op de
“P“
-toets
(G)
om de instellingen te bevestigen en op te slaan. Het
apparaat schakelt nu naar de pauzestand. Druk nu op de
“S“
-toets
(H)
om een andere programmastand in te stellen. Herhaal alle voorgaande
stappen voor het instellen van de parameters. Wanneer u klaar bent met
alle instellingen, kunt u het programma starten door het regelen van de
sterkte.
G
EBRUIK
VAN
HET
APPARAAT
DE
EN
FR
IT
ES
NL
RU
PL
SE
FI
134